Veroordeling accountant wegens verduistering in dienstbetrekking

Rechtbank Midden-Nederland 12 juli 2016, ECLI:NL:RBMNE:2016:4348

Verdachte heeft zich schuldig als accountant gemaakt aan het medeplegen van verduistering in dienstbetrekking. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat steeds sprake is geweest van een lening/voorschot als betaling op nog door verdachte te verrichten werkzaamheden.

Primair is de verdediging van mening dat er geen wettig en overtuigend bewijs is voor het bestanddeel ‘opzettelijk’, aangezien het (voorwaardelijk) opzet op de wederrechtelijke toe-eigening niet kan worden bewezen. Om die reden dient vrijspraak te volgen.

Subsidiair is de verdediging van mening dat het strafrechtelijk verwijt zich voltrekt op het moment dat de gelden niet als lening maar als kosten worden geboekt. Als de rechtbank het in strijd met de waarheid boeken als kosten zou kwalificeren als verduistering, dan is er geen sprake van medeplegen, omdat het bestanddeel nauwe en bewuste samenwerking niet valt te bewijzen. Ook dan dient vrijspraak te volgen.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.

Op 8 januari 2010 heeft mr. M. Bakker namens bedrijf 7 B.V. (voorheen genaamd bedrijf 5) en bedrijf 6 B.V., beide statutair gevestigd te vestigingsplaats, aangifte gedaan van verduistering in dienstbetrekking dan wel verduistering bij beroep. Genoemde vennootschappen zijn groepsmaatschappijen van naam, gevestigd te Duitsland, en hebben tot doel om in Nederland diensten, producten en onderdelen op het gebied van de mechatronica en biotechnologie te verhandelen.

De aangifte richtte zich tegen verdachte, voormalig accountant van voornoemde vennootschappen, wegens deelneming aan een of meer strafbare feiten gepleegd door medeverdachte 1, statutair directeur van voornoemde vennootschappen, en tegen medeverdachte 1.

Bij interne controle binnen de naam in het voorjaar van 2009 zijn, aldus aangeefster, opmerkelijke (geld)transacties aan het licht gekomen, zoals de aanschaf van (race) auto’s, de opname van een geldbedrag van € 11.000, de betaling van de huur van een woning in Aken ten bedrage van € 10.350 en de betaling van vliegtickets naar Glasgow en Mallorca ten bedrage van € 1.052,82. Daarnaast is er een bedrag van € 17.650 overgemaakt aan bedrijf 3, ten behoeve van de woninginrichting van de woning van verdachte in Alphen aan den Rijn, en is er een bedrag van € 24.349,50 overgemaakt aan bedrijf 4 voor diverse werkzaamheden die volgens de facturen betrekking hebben op de renovatie en uitbreiding van toiletunits en de reparatie van leidingen, welke werkzaamheden niet zijn verricht aan het pand van bedrijf 7 B.V.

In de arbeidsovereenkomst tussen bedrijf 5 en medeverdachte 1 van 1 maart 2005 is bepaald dat medeverdachte 1 voorafgaande schriftelijke toestemming nodig heeft van naam voor investeringen die het budget te boven gaan. Sinds 28 januari 2003 gold binnen de naam daarenboven de procedure dat voor alle investeringen (capital expenditures) boven € 5.000 via het daartoe bestemde Capex Application Form toestemming gevraagd moet worden.

medeverdachte 1 was van de vennootschappen statutair directeur, was zelfstandig bevoegd om de vennootschappen rechtsgeldig te vertegenwoordigen en verzorgde van die vennootschappen de boekhouding.

medeverdachte 1 heeft verklaard dat hij in 1998 als hoofd bedrijfsadministratie en controlling is gaan werken bij een firma, welke firma in 2000 door naam is overgenomen, en dat er op het gebied van investeringen afspraken waren dat bedragen hoger dan € 5.000 door de direct meerdere moesten worden goedgekeurd en dat daarvoor een formulier moest worden ingevuld.

Getuige getuige 1 heeft verklaard dat medeverdachte 1 de financiële administratie en alle boekingen zelf deed, en dat medeverdachte 1 zelf de post opende.

Door bedrijf 3 is op 16 oktober 2008 bij bedrijf 7 B.V. een factuur in rekening gebracht van € 16.987,50. Op 3 oktober 2008 is van de bankrekening van bedrijf 5 een bedrag van € 17.650 afgeschreven ten behoeve van bedrijf 3. Zowel de factuur als de afschrijving vermelden het ordernummer A892H8.

Door bedrijf 4 zijn in de periode 30 augustus 2008 tot en met 23 januari 2009 facturen ingediend bij bedrijf 7 B.V. ten bedrage van totaal € 24.349,59. De gefactureerde bedragen zijn afgeschreven van de bankrekening van bedrijf 5

Bij de aankoop van de meubels bij bedrijf 3 is er nadrukkelijk op gewezen dat het factuuradres een ander adres moest worden dan het afleveradres. De meubels zijn afgeleverd op het adres adres, met als contactpersoon verdachte.

verdachte heeft op 27 april 2011 verklaard dat hij sinds september of oktober 2008 woont aan de adres. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij als zelfstandig accountant de volledigheid en de juistheid van de balansposten van de jaarrekening van naam vaststelde, met name de volledigheid van de omzet, de juistheid van de balansposten en de kosten. De auditor’s reports met betrekking tot bedrijf 6 en bedrijf 7 over de jaren 2007 en 2008 zijn ondertekend door verdachte. medeverdachte 1 accordeerde de te betalen facturen en de boekhouding werd verzorgd door medeverdachte 1, aldus verdachte. verdachte heeft tevens verklaard dat hij in het weekend van 1 oktober 2008 bij bedrijf 8 (onderdeel van bedrijf 9 waar tevens bedrijf 3 en bedrijf 10 onderdeel van zijn) in vestigingsplaats meubels heeft uitgezocht en dat hij heeft verzocht de meubels af te leveren op het adres adres.

De opdrachtbevestiging van bedrijf 4 van 27 augustus 2008 is ondertekend door verdachte, en de werkzaamheden van de betreffende firma zijn verricht in de woning aan de adres. De factuur van bedrijf 4 is door medeverdachte 1 betaald.

Getuige getuige 2 heeft verklaard dat hij de facturen van bedrijf 4 op verzoek van verdachte heeft verzonden aan bedrijf 7 B.V. t.a.v. medeverdachte 1 (met vermelding: Strikt vertrouwelijk) en dat medeverdachte 1 volgens verdachte de man was die over de betalingen ging.

In de arbeidsovereenkomst tussen bedrijf 5 en medeverdachte 1 van 1 maart 2005 is bepaald dat medeverdachte 1 voorafgaande schriftelijke toestemming nodig heeft van naam voor het toekennen van leningen.

De rechtbank acht het ten laste gelegde feit op grond van bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen.

Dat sprake zou zijn geweest van een lening acht de rechtbank volstrekt onaannemelijk, bij gebreke van (het bestaan van) een overeenkomst, (het bestaan van) concrete afspraken over terugbetaling en afspraken over verschuldigde rente. Dat verdachte een deel van de lening zou hebben terugbetaald, acht de rechtbank bij gebreke van een kwitantie of ander betalingsbewijs eveneens niet aannemelijk.

Bovendien was medeverdachte medeverdachte 1 niet gerechtigd om leningen te verstrekken, en daarvan hoorde verdachte uit hoofde van zijn functie als accountant van de betrokken vennootschappen op de hoogte te zijn.

Anders dan door de verdediging is betoogd was reeds ten tijde van de betaling van de facturen sprake van verduistering, en niet pas op het moment dat de ‘lening’ als kosten werden weggeboekt.

Strafoplegging

Taakstraf voor de duur van 240 uren.

Lees hier de volledige uitspraak.

 

Print Friendly and PDF ^