Veroordeling rechtspersoon wegens medeplegen hypotheekfraude
/Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 25 februari 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:3110
Verdachte heeft zich bij het afsluiten van hypotheken schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift door het valselijk opmaken van bescheiden met het oogmerk deze formulieren te gebruiken of te doen gebruiken voor het verkrijgen van hypotheken op basis van gefingeerde gegevens. Verdachte heeft de gepleegde strafbare feiten gepleegd in georganiseerd verband en heeft willens en wetens zijn rol in dat samenwerkingsverband vervuld.
Vrijspraak
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 1 onder B en onder feit 3 is tenlastegelegd, zodat zij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 1 onder B is het hof met de rechtbank van oordeel dat onvoldoende vaststaat dat de goederen die staan vermeld op de tenlastelegging niet zijn geleverd aan betrokkene 4 en dat de factuur waarmee deze goederen in rekening zijn gebracht aan voornoemde betrokkene 4 onjuist is. Het hof is daarom van oordeel dat verdachte geen gebruik heeft gemaakt van valse geschriften als ware deze echt en onvervalst.
Ten aanzien van feit 3 is het hof met de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat de door medeverdachte getaxeerde waarden niet juist zijn en de taxatierapporten daarmee vals. Het enkele feit dat de getaxeerde waarden anders zijn dan de koop- dan wel verkoopprijs van het betreffende pand, wil niet zeggen dat de getaxeerde waarde onjuist is. Voor de betreffende koopprijs kunnen immers specifieke redenen zijn die invloed hadden op de prijs van de betreffende transactie, zonder dat zulks afdoet aan de objectieve waarde. In enkele gevallen is een dergelijke reden ook aangevoerd. Verder geldt in het algemeen dat een taxatie per definitie niet exact is en een zekere marge kent. Het dossier bevat geen taxatierapporten van onafhankelijke deskundigen die een uitspraak doen over de juistheid van de taxatierapporten waarvan de valsheid wordt gesteld.
Bewezenverklaring
Het onder 1 en 4 bewezen verklaarde levert op: telkens het door een rechtspersoon begaan van medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
Het onder 6 bewezen verklaarde levert op: het door een rechtspersoon begaan van deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Strafoplegging
Verdachte heeft als gevolg van het onderzoek naar de strafbare feiten al haar activiteiten nagenoeg moeten staken en is ook niet meer in het bezit van een vergunning voor het bemiddelen in hypotheken. Daarnaast is verdachte een first offender hetgeen in het voordeel van verdachte wordt meegewogen.
Gelet op het bovenstaande acht het hof een geheel voorwaardelijke straf als door de advocaat-generaal gevorderd passend en geboden.
Het hof veroordeelt de verdachte tot een voorwaardelijke geldboete van € 40.000.
Lees hier de volledige uitspraak.