Veroordeling rechtspersoon wegens zorgfraude

Rechtbank Rotterdam 18 januari 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:1418

Naam verdachte rechtspersoon wordt verweten dat zij opzettelijk in strijd met de Wet marktordening gezondheidszorg tarieven in rekening heeft gebracht voor niet verrichte, bij een andere persoon verrichte, of niet conform de declaratie uitgevoerde handelingen (feit 4) en zij door deze handelingen te declareren bij diverse zorgverzekeraars die zorgverzekeraars heeft opgelicht (feit 2). Haar (middellijk) bestuurder en medeverdachte naam medeverdachte 1 (naam medeverdachte 3) wordt onder parketnummer 10/996515-12 verweten dat hij feitelijke leiding aan deze gedragingen heeft gegeven.

De steller van de tenlastelegging heeft de feiten 2 en 4 zeer algemeen geformuleerd, zonder concrete gevallen te noemen en het exacte verwijt dat naam verdachte rechtspersoon daarbij wordt gemaakt.

Het opsporingsonderzoek heeft een dossier opgeleverd met een grote hoeveelheid aan gegevens van zorgverzekeraars. Dit betreffen uitgebreide lijsten met namen van jeugdigen die onder behandeling waren bij naam verdachte rechtspersoon over een periode van meerdere jaren en op wiens naam door naam medeverdachte 3 met name wortelkanaalbehandelingen, extracties en vullingen zijn gedeclareerd.

De zorgverzekeraars vermoedden dat deze behandelingen niet of niet conform de declaratie zijn uitgevoerd door naam medeverdachte 3, maar uit het dossier blijkt dat bij navraag door de zorgverzekeraars bij de desbetreffende jeugdigen of hun ouders is gebleken dat in meerdere gevallen de gedeclareerde behandelingen wél zijn uitgevoerd door naam medeverdachte 3. Ook naam medeverdachte 3 heeft verklaringen in het geding gebracht van 42 patiënten, die worden vermeld op de genoemde namenlijsten van de zorgverzekeraars, waaruit blijkt dat hij de betreffende handelingen wel heeft verricht.

Het dossier bevat geen overzicht of conclusie waaruit concreet blijkt welke behandeling naam medeverdachte 3 bij welke patiënt níet zou hebben verricht, welk tarief hij daarvoor in rekening heeft gebracht en bij welke zorgverzekeraar hij dat bedrag -onterecht- heeft gedeclareerd.

Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de tenlastelegging onder de feiten 2 en 4, mede bezien in verband met de inhoud van het strafdossier, onvoldoende duidelijk en concreet is met betrekking tot de vraag ter zake van welke specifieke feiten naam verdachte rechtspersoon zich dient te verdedigen. Om die reden voldoet de omschrijving van het onder 2 en 4 tenlastegelegde niet aan de eisen van artikel 261 Sv.

De rechtbank zal de dagvaarding met betrekking tot de feiten 2 en 4 nietig verklaren.
 

Feit 3

Aangevoerd is door het OM dat naam verdachte rechtspersoon door het indienen van valse declaraties ten onrechte een bedrag van € 405.858,20 van zorgverzekeraars heeft ontvangen. Op 7 januari 2012 hebben drie overboekingen plaatsgevonden. Van de bankrekeningen van naam verdachte rechtspersoon., naam medeverdachte 3 en naam medeverdachte rechtspersoon (bestuurder van naam verdachte rechtspersoon) is in totaal een bedrag van € 530.000,- overgemaakt naar de bankrekening van de vader van naam medeverdachte 3. Deze overboekingen moeten worden aangemerkt als gedragingen die kennelijk gericht zijn geweest op het verhullen van de criminele herkomst van de geldbedragen. Er is daarom sprake van witwassen.

Beoordeling

Het openbaar ministerie heeft de tenlastelegging toegesneden op de periode van 7 tot en met 10 januari 2012. Het onterecht door naam verdachte rechtspersoon ontvangen geldbedrag van de zorgverzekeraars zou in deze periode zijn witgewassen.

Zoals hierna zal blijken, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat naam verdachte rechtspersoon zich schuldig heeft gemaakt aan het valselijk opmaken van zes patiëntenkaarten.

naam medeverdachte 3 heeft bekend dat hij in een aantal gevallen niet de behandeling heeft verricht die hij op de patiëntenkaart heeft ingevoerd, maar ook dat hij die behandeling opzettelijk onterecht heeft gedeclareerd bij de zorgverzekeraars, die het geld het ten behoeve van deze onterecht ingediende declaraties hebben uitgekeerd op de bankrekening van naam verdachte rechtspersoon.

Volgens de verklaring van naam medeverdachte 3 ter zitting zijn de ten onrechte uitgekeerde geldbedragen, zonder onderscheid te maken, meegegaan in de totale geldstroom binnen zijn tandartspraktijk. Gelet hierop kan worden vastgesteld dat de door naam verdachte rechtspersoon ten onrechte ontvangen geldbedragen zijn omgezet binnen de praktijkvoering van naam verdachte rechtspersoon., zodat er in zoverre sprake is van witwassen.

Uit het dossier blijkt echter dat het valselijk opmaken van de patiëntenkaarten en het ten onrechte declareren bij de zorgverzekeraars zich heeft afgespeeld in de periode van juni 2008 tot en met oktober 2010. Naam medeverdachte 3 en naam verdachte rechtspersoon hadden op 7 januari 2012 dus al een geruime tijd, variërend van meer dan één jaar tot zelfs vier jaar, de beschikking over de door de zorgverzekeraars ten onrechte uitgekeerde geldbedragen.

Gezien dit grote tijdverloop kan geen rechtens relevant verband meer worden gelegd tussen de onterecht ontvangen bedragen van de zorgverzekeraars en de in de ten laste gelegde periode van 7 januari 2012 tot en met 10 januari 2012 overgeboekte bedragen, zodat ten aanzien van die geldtransacties niet (meer) gesproken kan worden van witwassen.

Conclusie

Naam verdachte rechtspersoon wordt vrijgesproken van het onder feit 3 ten laste gelegde witwassen.
 

Feit 1

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde medeplegen van valsheid in geschrift. Zij heeft aangevoerd dat naam verdachte rechtspersoon de valsheid in geschrift heeft medegepleegd met naam medeverdachte 3 als feitelijke leidinggever.

Beoordeling

Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat naam verdachte rechtspersoon zich schuldig heeft gemaakt aan het meermalen plegen van valsheid in geschrift, onder meer omdat de door naam medeverdachte 3 verrichte, verboden gedragingen in redelijkheid aan naam verdachte rechtspersoon kunnen worden toegerekend.

Voorts is wettig en overtuigend bewezen dat de naam medeverdachte 3 feitelijke leiding heeft gegeven aan deze verboden gedragingen.

Van het medeplegen, zoals door de officier van justitie is gesteld, is echter geen sprake.

Naam verdachte rechtspersoon heeft diverse valse patiëntkaarten opgemaakt. Deze strafbare gedragingen kunnen in deze zaak worden toegerekend aan de rechtspersoon naam verdachte rechtspersoon en aan naam medeverdachte 3 als de feitelijke leidinggevende aan die gedragingen. Uit de enkele omstandigheid dat de strafbare gedragingen kunnen worden toegerekend aan zowel naam verdachte rechtspersoon als naam medeverdachte 3 volgt evenwel niet zonder meer dat bij de uitvoering daarvan sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen beiden.

Nu van enige nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen, anders dan de mogelijkheid van strafrechtelijke toerekening aan zowel naam verdachte rechtspersoon als naam medeverdachte 3, niet is gebleken, zal de verdachte van het tenlastegelegde medeplegen worden vrijgesproken.
 

Strafoplegging

De verdachte wordt veroordeeld tot betaling van een geldboete van € 10.000.

 

Lees hier de volledige uitspraak.

 

 

Print Friendly and PDF ^