Veroordeling transportbedrijf uit Zeewolde voor het structureel witwassen van omvangrijke geldbedragen

Rechtbank Overijssel 16 juni 2020, ECLI:NL:RBOVE:2020:2039

Op 2 juli 2015 is een opsporingsonderzoek gestart onder de naam 26Visser, dat zich richtte op onderzoek naar het organiseren en uitvoeren dan wel laten uitvoeren van verdovende middelen (lijst 1), transport(en) naar diverse Europese landen, alsmede op witwassen.

In oktober 2015 rees op grond van afgeluisterde telefoongesprekken tussen medeverdachten medeverdachte 3 en medeverdachte 4, beiden vrachtwagenchauffeur van de verdachte rechtspersoon verdacht bedrijf B.V., het vermoeden dat medeverdachte 1 en/of medeverdachte 2, beiden eigenaar en bestuurder van verdacht bedrijf B.V., en/of medeverdachte 5, in samenwerking met (onder meer) medeverdachte 3 en medeverdachte 4 een transport van verdovende middelen naar Portugal aan het opzetten waren. Uit interceptie en financieel onderzoek werd ook aannemelijk dat medeverdachte 1 en/of medeverdachte 2 en/of medeverdachte 5 poogden te verhullen dat zij opbrengsten hadden van illegale herkomst.

Op grond van het ontstane vermoeden dat er tussen 30 en 31 oktober 2015 verdovende middelen zouden worden afgeleverd op het bedrijfsadres van verdacht bedrijf B.V. te Zeewolde is op 31 oktober 2015 overgegaan tot aanhouding van meerdere personen. Tevens zijn diverse doorzoekingen ter inbeslagneming uitgevoerd. Daarbij is onder verdachte (onder meer) een contant geldbedrag van €42.000 in beslag genomen.

Uit het in het kader van het verdere opsporingsonderzoek verrichte financiële onderzoek is tegen verdacht bedrijf B.V. en haar eigenaar/bestuurder medeverdachte 1 is de concrete verdenking gerezen ter zake van (gewoonte)witwassen en ter zake van (opzettelijke) overtreding van de belastingwetgeving.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte rechtspersoon te veroordelen voor het onder 1 (met uitzondering van hetgeen is ten laste gelegde onder onderdeel a) en het onder 2 gelegde (uitsluitend voor zover dit feit ziet op de overtreding als bedoeld in artikel 68 van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen (AWIR).

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde vanwege gebrek aan (wettig en overtuigend) bewijs.

De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 ten laste gelegde en heeft daartoe aangevoerd dat, gelet op het feit dat er geen contante omzet werd gerealiseerd, op grond van artikel 68 van de Belastingwet geen verplichting bestaat om een kasboek te voeren.

Het oordeel van de rechtbank

Feit 1

De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte rechtspersoon het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.

Toerekening aan rechtspersonen

De rechtbank stelt voorop dat voor de onderstaande bewijsoverwegingen van belang is dat een rechtspersoon (in de zin van artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht (Sr)) kan worden aangemerkt als dader van een strafbaar feit indien de betreffende gedraging redelijkerwijs aan haar kan worden toegerekend.

Juridisch kader witwassen

Voor een veroordeling voor witwassen dient wettig en overtuigend te worden bewezen dat de geldbedragen waarop de verdenking van witwassen betrekking heeft afkomstig zijn van enig misdrijf. Als echter op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen het geldbedrag en een bepaald misdrijf (het gronddelict), kan niettemin worden bewezen verklaard dat het geldbedrag een criminele herkomst heeft, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn, dan dat de geldbedragen afkomstig zijn uit enig misdrijf.

In het onderhavige politieonderzoek is geen direct bewijs voorhanden voor een criminele herkomst van het ten laste gelegde geldbedrag gevonden. Derhalve moet de vraag worden beantwoord of er op basis van de feiten en omstandigheden, zoals deze uit het politieonderzoek en het onderzoek ter terechtzitting naar voren zijn gekomen, bezien in samenhang met de zogenaamde typologieën van witwassen, sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Indien dat het geval is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij concreet en min of meer verifieerbaar verklaart over een legale herkomst van het geld, welke verklaring niet op voorhand als hoogst onwaarschijnlijk moet zijn aan te merken.

Bij de beoordeling van deze verklaring spelen omstandigheden waaronder het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen mede een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat zij pas in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een wijze die aan de hiervoor genoemde vereisten voldoet.

Wanneer het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de uit de verklaring van verdachte blijkende alternatieve herkomst van de geldbedragen. Voor een bewezenverklaring van witwassen zal uit dat onderzoek moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen een legale herkomst hebben.

Vermoeden van witwassen

Medeverdachte 1 en medeverdachte 2 hebben op 21 november 2012 hun onderneming verdacht bedrijf B.V. opgericht. Uit de akte van oprichting blijkt dat bedrijf 1 B.V. (met verdachte als enig aandeelhouder en bestuurder) voor 51% eigenaar is van verdacht bedrijf B.V. en dat bedrijf 2 B.V. (met medeverdachte 2 als enig aandeelhouder en bestuurder) voor 49% eigenaar is van verdacht bedrijf B.V. 

Tijdens de doorzoeking op 31 oktober 2015 is in een kledingkast in de woning van medeverdachte 1 een contant geldbedrag van €42.000 aangetroffen, in met name kleine coupures van 20 en 50 euro.

Door de boekhouder boekhouder is onder meer verklaard dat er bij verdacht bedrijf B.V. nooit een factuur contant betaald is en dat alles via de bank gaat.

Uit het financieel onderzoek is gebleken dat door verdacht bedrijf B.V. gedurende de onderzoeksperiode van 21 november 2012 tot en met 31 oktober 2015 crediteuren niet altijd per bank werden betaald, maar willekeurig werden betaald: per pin, per bank of contant, en dat gedurende deze onderzoeksperiode voor een totaalbedrag van (onder meer) €276.516,15 aan contante betalingen inzake facturen/bonnen is voldaan.

Deze contante betalingen kunnen niet worden verklaard uit opnames van contant geld via de bank. Uit het onderzoek naar de zakelijke bankrekening van verdacht bedrijf B.V. is onder meer gebleken dat gedurende de onderzoeksperiode meer contant geld op de zakelijke rekening is gestort (€23.500) dan dat er geld is opgenomen (€9.102,06), waardoor een negatief kassaldo van €14.397,90 is ontstaan.

De zakelijke bankrekening van verdacht bedrijf B.V is in juni 2015 gevoed met een storting van €18.000 vanaf de zakelijke rekening van bedrijf 1 B.V.

Uit de optelling van het aangetroffen contante geldbedrag van €42.000, de contante betalingen voor een totaalbedrag van €276.516,15 en het negatieve kassaldo van €14.397,90 volgt dat gedurende de onderzoeksperiode sprake is geweest van in ieder geval een totaalbedrag van €332.914,05 aan contante geldstromen binnen verdacht bedrijf B.V.

Gedurende de onderzoeksperiode is door medeverdachte 1 namens verdacht bedrijf B.V. een totaalbedrag aan contante betalingen van €61.599 inzake de (rest)betaling van de aankoop van vrachtwagens voldaan aan bedrijf 3.

Ook is door medeverdachte 1 namens verdacht bedrijf B.V. een totaalbedrag van €17.989 voor onderdelen betaald aan bedrijf 4, waarvan een gedeelte contant is betaald.

Het totaalbedrag van €276.516,15 aan contante betalingen kan niet worden verklaard uit de legale inkomsten en ontvangsten van verdacht bedrijf B.V. en/of medeverdachte 1 en van enig legaal vermogen van verdacht bedrijf B.V. en/of medeverdachte 1 is uit de onderzochte bancaire en fiscale informatie van verdacht bedrijf B.V. evenmin gebleken.

Een kasboek waarin is bijgehouden wat van debiteuren kan worden gevorderd, wat er verschuldigd is aan crediteuren en waaruit kan worden afgeleid hoe de hoeveelheid contant geld binnen verdacht bedrijf B.V. fluctueert, is in het geheel niet aangetroffen in de bedrijfsadministratie. Daardoor is de herkomst van de door verdacht bedrijf B.V. contant betaalde bedragen van in totaal €276.516,15 aan facturen/bonnen niet te verifiëren en is er geen zicht op de geldstromen binnen verdacht bedrijf B.V.

Blijkens de notariële stukken van de oprichting van verdacht bedrijf B.V. bedroeg het bij de oprichting geplaatste kapitaal €10,00. Blijkens de bij de Kamer van Koophandel opgenomen publicatiestukken bedroeg het beschikbare kasbedrag van de BV op 31 december 2012 slechts €600, op 31 december 2013 €300,00 en is op 31 december 2014 geen kasbedrag opgenomen in de balans.

Uit de inhoud van kort na de aanhouding van medeverdachte 1 afgeluisterde OVC-gesprekken blijkt dat medeverdachte 1 met onder meer medeverdachte 2 en medeverdachte 5 overlegt om de verklaringen over de herkomst van de contante geldbedragen af te stemmen.

Het feit dat contante geldbedragen worden gebruikt voor betalingen, zonder dat de herkomst van die contante geldbedragen kan worden verklaard, duidt op het vermoeden van witwassen.

De rechtbank stelt in dat verband vast dat ook sprake is van enkele kenmerken die naar ervaring duiden op het witwassen van opbrengsten van misdrijven, zogenoemde witwastypologieën.

Het is een feit van algemene bekendheid dat diverse vormen van criminaliteit gepaard gaan met grote hoeveelheden contant geld. De frequentie en de omvang van de contante geldstromen is zeer ongebruikelijk. Het is bovendien een feit van algemene bekendheid dat het voorhanden hebben van grote hoeveelheden contant geld grote risico’s met zich brengt en dat het voorhanden hebben van grote hoeveelheden contant geld, ingeval het geld op legale wijze is verkregen, hoogst ongebruikelijk is vanwege onder meer de daaraan verbonden veiligheidsrisico’s.

De rechtbank is van oordeel dat de hierboven weergegeven feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, het vermoeden van witwassen rechtvaardigen van het voornoemde totaalbedrag van €332.914,05 aan contante geldstromen binnen verdacht bedrijf B.V. in de onderzoeksperiode van 21 november 2012 tot en met 31 oktober 2015.

Gelet op dit vermoeden mag van verdachte worden verwacht dat een voldoende concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring wordt gegeven voor de herkomst van de contante geldbedragen.

Verklaringen van medeverdachte 1 tegenover de politie

Medeverdachte 1 ontkent het witwassen en heeft tegenover de politie wisselende verklaringen afgelegd over de herkomst van het in zijn woning aangetroffen contante geldbedrag/kasgeld en de herkomst en omvang van het door hem (en medeverdachte 2) ingebrachte startkapitaal.

Volgens medeverdachte 1 betaalde verdacht bedrijf B.V. alle rekeningen per bank en deed verdacht bedrijf B.V. bijna geen contante uitgaven, met uitzondering van het verstrekken van 200 tot 400 euro cashgeld per rit aan de chauffeurs voor uitgaven die zij onderweg hadden.

De omzet van verdacht bedrijf B.V bedroeg volgens medeverdachte 1 in 2011 globaal €200.000, in 2012 €350.000, waarbij er een auto bij is gekomen, terwijl er in 2014 twee auto’s bijgekomen zijn. In 2015 moet de omzet van verdacht bedrijf B.V. volgens verdachte

€900.000 zijn en bedraagt het totaalbedrag aan gemaakte kosten (leasekosten, schadekosten, loonkosten, brandstofkosten, verzekeringen en afschrijvingen voor zes vrachtwagens) minimaal €747.000.

Verklaring van medeverdachte 1 ter terechtzitting

Medeverdachte 1 heeft ter terechtzitting verklaard dat hij privé beschikte over grote hoeveelheden contant geld, die hij heeft ingebracht in verdacht bedrijf B.V, dat de ingebrachte contante gelden mede afkomstig zijn geweest van de opbrengst van de verhuur van appartementen in Haarlem, en andere door hem verrichte werkzaamheden, en dat hij die inkomsten en de overige hoeveelheden contant waarover hij privé beschikte, niet heeft opgegeven aan de belastingdienst, omdat hij banken niet vertrouwt en geen dubbele belasting wil betalen. De verrichte contante betalingen door verdacht bedrijf B.V. betreffen volgens medeverdachte 1 voornamelijk de cash afgerekende onderdelen voor de vele reparaties van schade aan de bij verdacht bedrijf B.V. in bedrijf zijnde vrachtwagens, waarvan de reparaties door hem in eigen beheer zijn uitgevoerd.

Bewijsoverwegingen rechtbank

De rechtbank stelt vast dat medeverdachte 1 tijdens en/of naar aanleiding van de politieverhoren, dan wel in de periode voorafgaand aan de regiezitting, zijn verklaringen over de herkomst van de contante gelden op geen enkele wijze heeft onderbouwd met concrete, verifieerbare gegevens. De (nadere) verklaring van medeverdachte 1 ter terechtzitting is evenmin op enige wijze onderbouwd met concrete, verifieerbare gegevens. De rechtbank acht de door medeverdachte 1 daarover afgelegde verklaringen dan ook ongeloofwaardig.

Uit de overige inhoud van het dossier, de inhoud van de getuigenverhoren door de rechter-commissaris en hetgeen tijdens het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen, is evenmin gebleken van feiten en/of omstandigheden die erop kunnen duiden dat de contante geldbedragen die medeverdachte 1 heeft ingebracht in verdacht bedrijf B.V. een legale herkomst kunnen hebben. De herkomst van de ingebrachte contante gelden is op geen enkele wijze verantwoord in de (kas) administratie van verdacht bedrijf B.V. en daarmee volstrekt onduidelijk gebleven.

De rechtbank acht de verklaringen van medeverdachte 1 over de herkomst van de contanten dan ook niet concreet, niet verifieerbaar en in zijn totaliteit hoogst onwaarschijnlijk, op grond waarvan deze verklaringen terzijde worden geschoven. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat voornoemde geldbedragen van €42.000, €276.516,15 en €14.397,90 onmiddellijk of middellijk afkomstig zijn uit enig misdrijf.

Strafbaarheid van verdacht bedrijf B.V.

Volgens vaste rechtspraak is het uitgangspunt dat een rechtspersoon kan worden aangemerkt als dader van een strafbaar feit, indien de desbetreffende gedraging redelijkerwijs aan die rechtspersoon kan worden toegerekend. Voor wat betreft de toerekening is een belangrijk oriëntatiepunt of de gedraging heeft plaatsgevonden, dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Een dergelijke gedraging kan in beginsel worden toegerekend aan de rechtspersoon. Van een gedraging in de sfeer van de rechtspersoon zal sprake kunnen zijn indien zich een of meer van de navolgende omstandigheden voordoen:
- het gaat om een handelen of nalaten van iemand die, hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking, hetzij uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon,
- de gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon,
- de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf,
- de rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag werd blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard. Onder bedoeld aanvaarden is mede begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging.

De rechtbank acht verdacht bedrijf B.V. strafbaar aan het medeplegen van witwassen van contante geldbedragen. De rechtbank leidt de redelijke toerekenbaarheid en het opzet van verdacht bedrijf B.V. ten aanzien van de strafbare gedragingen af uit de feitelijke gang van zaken bij verdacht bedrijf B.V., daarin bestaande dat medeverdachte 1 mededirecteur was van verdacht bedrijf B.V., dat hij zich persoonlijk bezighield met en verantwoordelijk was voor de financiële bedrijfsvoering, dat hij die contante geldbedragen persoonlijk heeft ingebracht bij verdacht bedrijf B.V., en dat de contante gelden binnen verdacht bedrijf B.V. zijn gebruikt voor een zeer groot aantal contante betalingen van facturen en/of bonnen op rekening van verdacht bedrijf B.V.

Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de door medeverdachte 1 als leidinggevende van verdacht bedrijf B.V. verrichte strafbare gedragingen, die ten grondslag liggen aan het witwassen, dan ook zijn verricht in de sfeer van de rechtspersoon, aangezien de rechtspersoon de contante geldbedragen heeft geaccepteerd, voorhanden heeft gehad en heeft gebruikt. Dat maakt dat die strafbare gedragingen ook dienen te worden toegerekend aan de rechtspersoon.

Medeplegen

Gelet op de hoedanigheid van medeverdachte 1 als medebestuurder/mede-eigenaar van verdacht bedrijf B.V. volgt naar het oordeel van de rechtbank dat bij witwassen door verdacht bedrijf sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking met bedrijf 1 B.V., die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering.

De rechtbank acht derhalve bewezen dat sprake is geweest van medeplegen tussen verdacht bedrijf B.V. en bedrijf 1 B.V.

Gewoontewitwassen

Gelet op de frequentie, duur en omvang van het witwassen en het daaruit voortvloeiende structurele karakter van de contante geldstromen acht de rechtbank bewezen dat sprake is geweest van medeplegen van het plegen van witwassen een gewoonte maken.

Feit 2

De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte rechtspersoon het onder 6 (subsidiair) ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.

De rechtbank stelt vast dat verdacht bedrijf B.V. in strijd met de bij of krachtens de AWIR gestelde eisen heeft verzuimd om in een kasboek een administratie te voeren waaruit de geldstromen en/of rechten en verplichtingen van contante geldbedragen konden worden afgeleid, waardoor geen administratieve verantwoording van de aanwezige, gebruikte, betaalde en ontvangen contante geldbedragen heeft plaatsgevonden.

Naar het oordeel van de rechtbank omvat het voeren van een dergelijke administratie veel meer dan alleen de contante omzet, zoals door de verdediging is gesteld.

Ten aanzien van verdacht bedrijf B.V. is daarbij komen vast te staan dat een kasadministratie in het geheel ontbrak. Ten gevolge daarvan konden de rechten en de plichten, alsmede de voor de heffing van belasting overigens van belang zijnde gegevens van verdacht bedrijf B.V. niet te allen tijde (juist en volledig) blijken en is gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 52 AWIR.

Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de inhoud van de bewijsmiddelen en hetgeen tijdens het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen niet worden afgeleid dat verdachte opzettelijk geen kasboekadministratie heeft gevoerd, terwijl het feit ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven. De rechtbank zal de verdachte rechtspersoon dan ook vrijspreken van het onder 6 impliciet primair ten laste gelegde.

Strafbaarheid van verdacht bedrijf B.V.

Gelet op hetgeen hiervoor onder feit 1 is overwogen ten aanzien van de strafbaarheid van de rechtspersoon verdacht bedrijf B.V. is de rechtbank van oordeel dat de strafbare gedragingen die ten grondslag liggen aan het bewezen verklaarde zijn verricht in de sfeer van de rechtspersoon.

Bewezenverklaring

  • Feit 1: medeplegen van het plegen van witwassen een gewoonte maken,

  • Feit 2: het niet voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de Belastingwet gestelde eisen, begaan door een rechtspersoon.

Strafoplegging

  • Geldboete van 80.000

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^