Veroordeling verduistering: Benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen wegens het faillissement van verdachte
/Rechtbank Oost-Brabant 17 oktober 2017, ECLI:NL:RBOBR:2017:5439
Verdachte wordt veroordeeld voor 5 maal verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking of van zijn beroep onder zich heeft. Het gaat om bedragen die verdachte als (mede)bestuurder van Verenigingen van Eigenaren (VVE) en als bewindvoerder van enkele personen onder zich had.
Daarnaast worden nog ad informandum gevoegde feiten meegewogen.
De schade bedraagt ruim EUR 750.000,-. Opgelegd wordt een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest.
De benadeelde partijen worden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen wegens het faillissement van verdachte.
Bij vonnissen van deze rechtbank van 12 januari 2016 is het faillissement van verdachte en van zijn administratiekantoor uitgesproken. Uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat deze faillissementen nog niet zijn afgewikkeld. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn ontstaan voor de datum van het faillissement en strekken tot het verrichten van betalingen uit de (failliete) boedel. Op grond van de artikelen 26 en 110 van de Faillissementswet dienen dergelijke vorderingen bij de curator te worden ingediend. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de benadeelde partijen niet kunnen worden ontvangen in hun vorderingen in deze strafzaak. De rechtbank zal de benadeelde partijen dan ook niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen.
Lees hier de volledige uitspraak.