Veroordeling VOF wegens overtreden Flora- en Faunawet
/Rechtbank Overijssel 14 juni 2018, ECLI:NL:RBOVE:2018:2015
De rechtbank Overijssel veroordeelt een VOF tot het betalen van een geldboete van 7500 euro met een proeftijd van 1 jaar voor het overtreden van de Flora- en Faunawet. De VOF heeft zich schuldig gemaakt aan de verkoop van 36 uit olifantenivoor vervaardigde producten die via verschillende websites werden aangeboden.
Aanleiding onderzoek
Naar aanleiding van een op het internet ingesteld onderzoek naar de handel in ivoren voorwerpen blijkt dat verdachte, zijnde een antiekwinkel, op haar website en op marktplaats diverse ivoren voorwerpen te koop aanbiedt. Om die reden vindt op 1 december 2016 bij verdachte een controle plaats door medewerkers van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (hierna: NVWA) en de politie. Tijdens deze controle wordt geconstateerd dat verdachte diverse producten, die zijn vervaardigd uit olifantenivoor, aanwezig heeft en te koop aanbiedt. Deze goederen worden vervolgens in beslag genomen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, zoals verwoord in haar schriftelijke requisitoir, op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Zij heeft daartoe verwezen naar het proces-verbaal van determinatie, waaruit blijkt dat de bij verdachte inbeslaggenomen goederen uit olifantenivoor zijn vervaardigd. Ten aanzien van de vier onbekend gebleven producten heeft de officier van justitie bepleit dat verdachte deze binnen de reikwijdte van de Flora- en faunawet heeft getrokken, door deze aan te bieden als zijnde olifantenivoor en te verklaren dat het olifantenivoor was. De officier van justitie heeft voorts geconcludeerd dat verdachte geen beroep toekomt op een vrijstellingsregeling.
Het standpunt van de verdediging
De heer verdachte (hierna: de vertegenwoordiger van verdachte) heeft verklaard dat alle inbeslaggenomen goederen uit olifantenivoor zijn vervaardigd. Daarnaast heeft hij verklaard dat hij bekend was met het bestaan van een antiekregeling, maar dat hij niet afwist van de hiervoor benodigde certificaten. Ook heeft hij aangevoerd dat hij de uit olifantenivoor vervaardigde goederen voorhanden en in voorraad heeft gehad om deze te verkopen, met uitzondering van de zes goederen die op de beslaglijst als ‘privé’ zijn aangemerkt.
Het oordeel van de rechtbank
Toepasselijke wetgeving
De Flora- en faunawet is met ingang van 1 januari 2017, dus na de ten laste gelegde periode, vervangen door de Wet natuurbescherming. De rechtbank is echter van oordeel dat aan deze wetswijziging geen gewijzigd inzicht van de wetgever in de strafwaardigheid van de ten laste gelegde gedragingen ten grondslag ligt, zodat zij in deze zaak de Flora- en faunawet zal toepassen.
Determinatie
Op grond van de Flora- en faunawet is het (onder meer) verboden om producten van dieren, behorende tot een beschermde diersoort, ten verkoop voorhanden of in voorraad te hebben dan wel ten verkoop aan te bieden.1 In de wet worden onder andere Afrikaanse en Aziatische olifanten aangemerkt als een beschermde uitheemse diersoort.2 De deskundigen van de NVWA hebben geconstateerd dat 42 stukken (bestaande uit 24 sets met schaakstukken, één set damstenen en 17 snijwerken) zijn vervaardigd van Afrikaans dan wel Aziatisch olifantenivoor. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat deze goederen kunnen worden aangemerkt als dierlijke producten, behorende tot een beschermde diersoort als bedoeld in de Flora en faunawet.
Van vier stukken is de herkomst onbekend gebleven. De rechtbank stelt voorop dat de deskundigen van de NVWA niet hebben kunnen vaststellen dat deze producten uit olifantenivoor zijn vervaardigd. In artikel 1 Flora- en faunawet is bepaald dat onder een product van een dier ook zaken vallen waarvan op grond van een begeleidend document, de verpakking, een merkteken of etiket of enige andere omstandigheid moet worden aangenomen dat zij afgeleide producten of delen van dieren bevatten of daaruit bestaan. De rechtbank is – anders dan de officier van justitie – van oordeel dat daarvoor in het dossier onvoldoende aanknopingspunten aanwezig zijn. Weliswaar staat op de website van verdachte vermeld dat de producten uit olifantenivoor zijn vervaardigd en heeft verdachte labels met de tekst ‘ivoor’ aan de producten gehecht, maar dat laat onverlet dat de aanname dat het om olifantenivoor gaat enkel en alleen voortkomt uit de verklaring van verdachte – die ter zake geen specifieke deskundigheid geniet – terwijl de verklaring van verdachte geen steun vindt in enig ander objectief gegeven. Gelet daarop kan de rechtbank niet vaststellen dat de vier goederen dierlijke producten betreffen, behorende tot een beschermde diersoort als bedoeld in de Flora en faunawet.
Ten verkoop voorhanden of in voorraad hebben en ten verkoop aanbieden
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte in ieder geval 36 uit olifantenivoor vervaardigde producten ten verkoop voorhanden of in voorraad heeft gehad en ten verkoop heeft aangeboden. Ten aanzien van de door verdachte als privé aangeduide stukken overweegt de rechtbank – anders dan de officier van justitie – dat het enkele feit dat voornoemde stukken in een commerciële omgeving zijn tentoongesteld nog niet maakt dat verdachte deze stukken ten verkoop voorhanden of in voorraad heeft gehad en ten verkoop heeft aangeboden. In de gegeven omstandigheden is het verdedigbaar en aannemelijk, zoals de vertegenwoordiger van verdachte heeft verklaard, dat er zich naast de aangeboden waar privéstukken in de stellingkast bevonden om de vitrinekast er aantrekkelijk uit te laten zien, maar dat het geenszins de bedoeling was deze stukken ooit te verkopen. Dat het bordje met de tekst ‘privé’ verplaatsbaar is, maakt dat oordeel niet anders.
Vrijstelling
Ten aanzien van de overige 36 uit (beschermde) olifantenivoor vervaardigde stukken, is de rechtbank van oordeel dat verdachte geen beroep toekomt op een wettelijke vrijstellingsgrond.3 Verdachte heeft immers niet kunnen aantonen dat de uit olifantenivoor vervaardigde producten ten tijde van het voorhanden of in voorraad hebben en het ten verkoop aanbieden waren voorzien van een certificaat en ook niet dat zij onder de zogenaamde ‘antiekregeling’ viel.
Opzet
De rechtbank overweegt dat de stelling van de vertegenwoordiger van verdachte dat hij niet wist dat hij certificaten had moeten aanvragen irrelevant is. Het betreft hier immers een economisch delict, waarbij geen opzet is vereist ten aanzien van de wederrechtelijkheid van de gedraging (zogenaamd kleurloos opzet). Aldus volstaat de vaststelling dat verdachte opzet heeft gehad op het hebben van uit olifantenivoor vervaardigde voorwerpen.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het ten verkoop voorhanden of in voorraad hebben en ten verkoop aanbieden van de stukken waarvan het materiaal onbekend is gebleven en van de door verdachte als privé aangeduide ivoren stukken.
Bewezenverklaring
- Opzettelijk overtreden van een voorschrift gesteld bij artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a van de Flora- en faunawet, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het onrechtmatig bezit en het te koop aanbieden van een hoeveelheid, namelijk 36 stuks, uit olifantenivoor vervaardigde producten. Hiermee heeft verdachte in strijd gehandeld met de bepalingen van de Flora- en faunawet. Deze bepalingen strekken ertoe om bepaalde (uitheemse) dierensoorten te beschermen en voor uitsterven te behoeden. Met het oog daarop zijn door de bij CITES aangesloten landen regels gesteld met betrekking tot de handel in delen en producten van onder meer de olifant. Hoewel van verdachte als handelaar in antiek had mogen worden verwacht dat zij die regelgeving grondig zou bestuderen, is dat niet het geval geweest. De rechtbank rekent het verdachte aan dat zij door het te koop aanbieden van beeldjes van olifantenivoor de illegale stroperij van olifanten in stand heeft gehouden.
Strafoplegging
- Voorwaardelijke geldboete van € 7.500 met een proeftijd van 1 jaar.
Lees hier de volledige uitspraak.