Veroordeling voor feitelijk leidinggegeven aan en opdracht gegeven tot opzettelijk doen van onjuiste aangiften omzetbelasting
/Rechtbank Rotterdam 15 februari 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:1392
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belastingfraude. Zij heeft feitelijke leiding gegeven aan en opdracht gegeven tot het opzettelijk doen van onjuiste aangiften omzetbelasting door drie ondernemingen.
Als strafverzwarende omstandigheid weegt de rechtbank mee dat de verdachte, zelfs nadat zij op 25 augustus 2016 in een gesprek met medewerkers van de Belastingdienst heeft bekend dat zij vanwege liquiditeitsproblemen bewust te lage aangiften omzetbelasting heeft ingediend, nog tot haar aanhouding in mei 2017 is doorgegaan met het (laten) indienen van onjuiste aangiften omzetbelasting.
De verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan vervalsing van verklaringen omtrent betalingsgedrag en het gebruik maken van deze verklaringen. Deze verklaringen had de verdachte nodig om bij klanten aan te tonen dat zij aan al haar belastingverplichtingen had voldaan en om deze klanten door een valse voorstelling van zaken te bewegen haar ondernemingen te blijven contracteren en betalen. De verdachte heeft in 2015 een strafbeschikking opgelegd gekregen voor het valselijk opmaken van verklaringen omtrent betalingsbedrag te vervalsen. Aan haar is een taakstraf van 120 uren en een geldboete van € 5.000,00 opgelegd.
Door de raadsman is bepleit dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, aangezien sprake is geweest van putatieve overmacht in de zin van noodtoestand. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte meende te moeten kiezen tussen twee onderling strijdige plichten, namelijk enerzijds de plicht om de juiste aangiften en afdrachten omzetbelasting te doen en anderzijds de economische en de maatschappelijke plicht om het personeel te kunnen uitbetalen.
De rechtbank begrijpt het verweer van de verdediging als een beroep op de schulduitsluitingsgrond afwezigheid van alle schuld.
Voor een geslaagd beroep op de schulduitsluitingsgrond afwezigheid van alle schuld moet de verdachte verontschuldigbaar omtrent haar plicht om juist omzetbelasting te betalen hebben gedwaald. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt als volgt.
De verdachte was als bestuurder van de drie B.V.’s verantwoordelijk voor het juist en doen van aangifte omzetbelasting. De verdachte heeft niet mogen denken dat het betalen van salarissen prevaleerde boven het juist doen van aangifte omzetbelasting. Dat de verdachte verontschuldigbaar heeft gedwaald omtrent de plicht om juiste aangiften omzetbelasting te doen, is niet aannemelijk geworden.
Verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
Lees hier de volledige uitspraak.