Veroordeling voor medeplegen witwassen €800.000

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 6 april 2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:1626

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een groot geldbedrag van bijna €800.000. Hij heeft dit geldbedrag gekregen van iemand om af te leveren in Breda. Hij heeft het bedrag in een verborgen ruimte van de door hem bestuurde auto naar Breda vervoerd. Eenmaal in Breda heeft hij het geld in een loods afgegeven aan een ander, nadat het geld eerst was geteld. De ander heeft het geld in zijn auto eveneens in een verborgen ruimte gelegd en is vervolgens ermee weggereden.

Verdachte heeft niet willen verklaren van wie hij dat geld meegekregen had en wat de herkomst van dat geld was, wat de rechtbank verdachte aanrekent. Hij biedt daardoor (een) ander(en) de gelegenheid anoniem te blijven en daardoor wordt de herkomst van het geldbedrag versluierd. 

Standpunt OvJ

De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 1 (het witwassen van het ten laste gelegde geldbedrag door dit geldbedrag samen met medeverdachte voorhanden te hebben en over te dragen) heeft gepleegd en baseert zich daarbij naast de inhoud van het dossier op de bekennende verklaring van verdachte ter zitting en de ondersteunende verklaring van medeverdachte als getuige in de zaak van verdachte, eveneens afgelegd ter zitting.

Op basis van het dossier en de verklaring die door verdachte ter zitting is afgelegd, kan de officier van justitie niet vaststellen dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de cocaïne in de VW Transporter van medeverdachte. Zij requireert dan ook tot vrijspraak van feit 2.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging is met de officier van justitie van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van feit 2. Niet vastgesteld kan worden dat verdachte wetenschap had van de drugs in de auto van medeverdachte dan wel bewust was van de aanwezigheid van die drugs. Mocht de rechtbank aannemen dat verdachte wel wetenschap had c.q. zich bewust was van de aanwezigheid van die drugs, dan kan niet vastgesteld worden dat verdachte de beschikkingsmacht had over die drugs. Voor zover de rechtbank ervan uitgaat dat verdachte gebruiker was van de onder hem inbeslaggenomen cryptotelefoon en de gebruikersnaam “Naam 1”, dan blijkt uit de berichten slechts dat verdachte op 10 april 2020 in Breda was voor de afgifte van geld en niet voor drugs. Ook via de medeplegen-variant kan niet tot een bewezenverklaring van feit 2 worden gekomen.

Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Het oordeel van de rechtbank

Feit 1

Verdachte heeft dit feit bekend, daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, waarbij nog wordt opgemerkt dat wanneer in de bewijsmiddelen hierna wordt verwezen naar een paginanummer, - tenzij anders vermeld - een pagina wordt bedoeld van het eindproces-verbaal (28 bladzijden) met bijlagen (doorgenummerd van ZD1 t/m ZD 249), met dossiernummer LEFC920007 en onderzoeksnaam 26RedLion van de Politie Landelijke Eenheid, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.

De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank acht daarmee ook bewezen dat verdachte wist dat dit geldbedrag geheel of gedeeltelijk afkomstig was uit enig misdrijf.

Voor wat betreft de wetenschap bij verdachte dat het geldbedrag geheel of gedeeltelijk afkomstig was van enig misdrijf, overweegt de rechtbank het volgende.

In het onderhavige opsporingsonderzoek is een aantal witwastypologieën vastgesteld, te weten:

  • het voorhanden hebben van grote hoeveelheden contant geld, zonder noodzaak daartoe op grond van bedrijf of beroep;

  • ongebruikelijke wijze van transport (verstoppen van contanten in verborgen ruimte in auto);

  • het fysiek vervoeren van grote bedragen in contanten wat een aanzienlijk veiligheidsrisico met zich brengt;

  • het feit dat de verdachte iets weigert te verklaren over de herkomst van het geld.

Verdachte en medeverdachte hadden een contant geldbedrag van €797.690 voorhanden. Los van het feit dat de voornoemde wijze van transporteren van contant geld ongebruikelijk is, liepen beiden een aanzienlijk veiligheidsrisico door zoveel contant geld bij zich te hebben. Een risico dat kennelijk de moeite waard was om te lopen.

Verdachte had daarnaast een crypto-telefoon bij zich. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke telefoons, waarmee versleutelde berichten kunnen worden verstuurd, veelvuldig worden gebruikt in het criminele milieu.

Bovendien is binnen dit onderzoek geen legaal economische verklaring verkregen voor het voorhanden hebben van een geldbedrag van €797.690.

Deze feiten en omstandigheden rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank het vermoeden dat sprake is van witwassen van het aangetroffen geldbedrag.

Gelet hierop mag van verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van dit geldbedrag. Verdachte heeft echter geen verklaring willen afleggen over de herkomst van het geld of van wie het geld afkomstig was. Gelet daarop en op de genoemde witwastypologieën, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat dit geldbedrag geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - uit enig misdrijf afkomstig is en dat verdachte dit wist.

Feit 2

Met de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank - met inachtneming van de redenering van de raadsman - niet wettig bewezen dat verdachte feit 2 heeft gepleegd. Zij zal hem dan ook van dit feit vrijspreken.

Bewezenverklaring

  • Medeplegen van witwassen

Strafoplegging

  • Gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 107 dagen voorwaardelijk

  • Taakstraf van 240 uur

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^