Raad van State 8 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1951
De Afdeling stelt vast dat de verboden gedragingen passen in de normale bedrijfsvoering van de vennootschap, omdat de vennootschap haar voertuigen ter beschikking stelt aan huurders ten behoeve van het door haar geëxploiteerde autoverhuurbedrijf. De vennootschap had de verboden gedragingen kunnen voorkomen door aan het gebruik daarvan vooraf voorwaarden te stellen en voorlichting te geven aan haar huurders over de regels die gelden binnen de gemeente Amsterdam voor het parkeren van voertuigen op openbare plaatsen. De vennootschap heeft als exploitant van een autoverhuurbedrijf niet de zorg betracht die redelijkerwijs van haar kon worden verwacht met het oog op het voorkomen van de verboden gedragingen, doordat zij geen gedragsregels over het parkeerbeleid van de gemeente Amsterdam heeft opgenomen in haar huurvoorwaarden dan wel door de huurders onvoldoende te instrueren over het geldende parkeerbeleid in de gemeente Amsterdam. In zoverre kon de vennootschap erover beschikken of de verboden gedraging kon plaatsvinden. De stelling dat de voertuigen meermalen per uur van plek kunnen veranderen en het parkeren op de openbare weg enkel kortdurend van aard is, ontslaat de vennootschap niet van haar verantwoordelijkheid. De Afdeling is daarom met de rechtbank van oordeel dat het college de vennootschap terecht als overtreder van het verbod in artikel 4.20, eerste lid, onder a, van de APV heeft aangemerkt.
Read More