Veroordeling voor uitlokking van schending van het ambtsgeheim en computervredebreuk door een politieambtenaar

Rechtbank Overijssel 24 maart 2022, ECLI:NL:RBOVE:2022:831

In de periode van 1 juni 2019 tot en met 30 juni 2020 heeft verdachte via zijn Medeverdachte 2 politie-informatie ontvangen van politieambtenaar Medeverdachte 1. Verdachte heeft via encrochat als alias verdachte contact gehad met onder andere alias Medeverdachte 2, te weten Medeverdachte 2, en naam 1. Verdachte heeft namen en persoonsgegevens doorgegeven aan Medeverdachte 2 met de vraag of Medeverdachte 2 informatie over die personen kan inwinnen, zoals adresgegevens en in welke auto de persoon rijdt. Medeverdachte 2 heeft deze informatie doorgegeven aan Medeverdachte 1. Medeverdachte 1 heeft de informatie die hij kreeg vervolgens bevraagd in BVI-IB en MEOS. Verdachte ontving de door hem gevraagde gegevens daarna via Medeverdachte 2.

Bewijsoverwegingen

De rechtbank is in de eerste plaats van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte op encrochat heeft gecommuniceerd als alias verdachte. Uit het Afscherm PV alias verdachte blijkt naar het oordeel van de rechtbank overtuigend dat verdachte de gebruiker is van het account alias verdachte. Alias verdachte heeft in een encrochat verwezen naar het adres van ‘de kids’ aan adres 2. De telefoon van alias verdachte bevindt zich ook veelvuldig rond dat adres. Op het genoemde adres staan de ex-partner en kinderen van verdachte ingeschreven. Het had wellicht vollediger geweest als de achterliggende informatie van dit proces-verbaal aan het proces-verbaal waren gehecht, zoals de inschrijvingen in de Basisregistratie personen. Maar dit doet niet af aan de betrouwbaarheid van de inhoud van het proces-verbaal. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de informatie in het proces-verbaal en dat verdachte op encrochat heeft gecommuniceerd als alias verdachte. De verdediging heeft ook geen argumenten aangevoerd op grond waarvan getwijfeld zou moeten worden aan deze informatie.

Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat het opzet van verdachte was gericht op het uitlokken van schending van het ambtsgeheim en computervredebreuk. Verdachte was in het bezit van meerdere foto’s van politie-informatie. Op 12 januari 2020 heeft verdachte deze foto’s doorgestuurd naar encrochat-gebruiker naam 1. Op één van de foto’s is een groep verbalisanten in uniform te zien. Op andere foto’s informatie van een E-briefing van het basisteam Enschede. Verdachte heeft op 17 mei 2020 en 4 juni 2020 Medeverdachte 2 gevraagd hem informatie aan te leveren over personen, auto’s en adressen. Dit betreft niet in openbare bronnen beschikbare gegevens, zeker niet in de combinatie waarin ze zijn opgevraagd. Uit de gesprekken blijkt dat Medeverdachte 2 bij het opvragen van deze gegevens gebruik maakt van een derde persoon. De rechtbank leidt uit deze feiten en omstandigheden, en ook uit het feit dat de gesprekken via encrochat werden gevoerd, af dat verdachte wist dat de informatie die hij via Medeverdachte 2 ontving afkomstig was van een politieman. Verdachte heeft daarmee opzet gehad op het opzoeken en delen van vertrouwelijke informatie. Dat was immers het doel van verdachte bij het doorgeven van de namen aan Medeverdachte 2.

Bewezenverklaring

  • Medeplegen van opzettelijke uitlokking van opzettelijke schending van het ambtsgeheim en opzettelijke schending van een wettelijke geheimhoudingsplicht door middel van het verschaffen van inlichtingen, meermalen gepleegd,

  • Medeplegen van opzettelijke uitlokking van computervredebreuk door middel van het verschaffen van inlichtingen, meermalen gepleegd.

Strafoplegging

  • Gevangenisstraf van 4 maanden

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^