Veroordeling voor verduistering in dienstbetrekking (Lotto/Toto weddenschappen) & toekenning vordering BP met gebruikmaking schattingsbevoegdheid
/Rechtbank Gelderland 22 december 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:6737
Verdachte heeft zich gedurende meerdere maanden meermalen schuldig gemaakt aan verduistering van formulieren en weddenschappen van de lotto/toto die aan haar werkgever (aangever) toebehoorden. Aangever is in 2014 zijn eenmanszaak (een tankshop) gestart. Omdat verdachte ervaring had met het werken in een tankshop, heeft aangever haar in dienst genomen. Ook nam hij de man van verdachte in dienst omdat zij als gezin in financiële moeilijkheden verkeerden. Aangever had een groot vertrouwen in verdachte. Dat vertrouwen is op ernstige wijze geschaad. Verdachte sloot onder werktijden vele weddenschappen af zonder hiervoor te betalen. Haar inzet per weddenschap lag tussen de €25,00 en €200,00. Als de weddenschap in de prijzen viel, incasseerde zij het prijzengeld. Op een gegeven moment sloot zij zoveel weddenschappen af, dat een prijs gegarandeerd was. De kosten van de door verdachte afgesloten weddenschappen werden door Lotto/Toto in rekening gebracht bij aangever. Dit liep in de tienduizenden euro’s.
Verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf van140 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 3 jaar.
Vordering benadeelde partij
De benadeelde partij benadeelde heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van €103.337,53.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid en de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot het bedrag van €50.000,00 waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht dient te worden opgelegd tot dit bedrag. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert en dat de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk in haar vordering moet worden verklaard.
Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet kan worden toegewezen omdat de periode waarin de schade zou zijn opgelopen niet klopt en omdat de hoogte van het bedrag is gebaseerd op een geschatte opbrengst. Deze schatting is niet onderbouwd. Daarnaast is de immateriële schade onvoldoende onderbouwd.
Meer subsidiair heeft de verdediging, gelet op de draagkracht van verdachte, verzocht geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Volgens de verdediging zal oplegging van de schadevergoedingsmaatregel onbedoeld leiden tot het uitzitten van vervangende hechtenis. Daarnaast heeft verdachte geld aan de benadeelde partij gegeven. De verdediging heeft verzocht daar rekening mee te houden.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De rechtbank zal de benadeelde partij dan ook ontvangen in haar vordering.
Bij het vaststellen van de hoogte van de schade maakt de rechtbank gebruik van haar schattingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek.
Blijkens het dossier heeft de politie de verkoop van Toto-weddenschappen en de daarbij behorende omzet onderzocht. Zij heeft daarbij tot uitgangspunt genomen een aantal dagen waarop verdachte heeft gewerkt. Uit dit onderzoek is gebleken dat op de onderzochte dagen de kassaopbrengsten een negatief saldo van in totaal €35.251,05 hebben. Ter zitting van 15 augustus 2017 heeft verdachte verklaard dat het kan kloppen dat zij op 8 werkdagen voor meer dan €16.000,00 aan weddenschappen afsloot zonder daarvoor te betalen. Verdachte heeft echter op veel meer dagen, dan de genoemde 8 dagen gewerkt in de bewezenverklaarde periode. Door de benadeelde partij is een overzicht overhandigd (bijlage 2). In dit overzicht is te zien dat er op andere – niet door de politie onderzochte – dagen ook sprake is van een negatief saldo. Dit negatief saldo bedraagt ruim €22.000,00.
De benadeelde partij heeft ter terechtzitting verklaard dat in de bedragen die in het onderzoek en in het overzicht genoemd worden, de provisie niet verrekend is.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de schade schatten op (minimaal) €50.000,00.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de benadeelde partij geld van haar heeft ontvangen en mee is geweest op een vakantie die door verdachte is betaald.
De rechtbank zal deze posten niet in mindering op het geschatte schadebedrag brengen. De benadeelde partij wist immers niet dat het geld van verdachte afkomstig was van het bewezenverklaarde. Ook is niet gebleken van geldbedragen die verdachte nog tegoed had van de benadeelde partij.
Ten aanzien van het draagkrachtverweer overweegt de rechtbank als volgt. Onder omstandigheden kan het gebrek aan draagkracht reden zijn ervan af te zien de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Daarvan kan slechts in uitzonderlijke gevallen sprake zijn. De rechtbank is van oordeel dat verdachte wat betreft haar draagkracht niet in een zodanig uitzonderlijke situatie verkeert dat moet worden afgezien van het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel. De rechtbank is van oordeel dat – mede gelet op de leeftijd van verdachte – niet aannemelijk is geworden dat zij in de toekomst niet in staat zou zijn aan enige betalingsverplichting te voldoen. De rechtbank zal het verweer dan ook verwerpen en de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Voor vergoeding van immateriële schade op grond van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek is vereist dat het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. In het arrest van de Hoge Raad van 9 mei 2003 (NJ 2005, 168) is bepaald dat de partij die zich op aantasting van de persoon beroept voldoende concrete gegevens zal moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat naar objectieve maatstaven het bestaan van het geestelijk letsel is of kan worden vastgesteld. In de regel zal dit betekenen dat rapportage door een deskundige noodzakelijk is. De benadeelde heeft de door hem beschreven psychische gevolgen niet onderbouwd met een dergelijke rapportage. Ook ontbreken andere objectieve maatstaven. Gelet daarop zal dit deel van de vordering niet ontvankelijk worden verklaard.
Het toegewezen bedrag zal worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 22 december 2017. De benadeelde partij zal in het overige deel van haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Lees hier de volledige uitspraak.