Veroordeling voor voorhanden hebben gehad en valselijk opmaken diploma's
/Rechtbank Rotterdam 23 oktober 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:9964
De Verdachte heeft twee valse diploma’s voorhanden gehad en één diploma valselijk opgemaakt. Dat de Verdachte heeft gehandeld vanuit zijn voorbeeldfunctie als voormalig rector en bestuurder van de hogeschool maakt zijn handelen des te kwalijker. Daar komt bij dat de Verdachte de onderhavige feiten heeft gepleegd terwijl hij in een schorsing van de voorlopige hechtenis in een andere strafzaak liep en aan die schorsing strikte voorwaarden waren verbonden. De voorwaarden waren onder meer dat hij zich niet met financiële en/of administratieve kwesties van de IUE zou bemoeien en dat hij zich niet aan een strafbaar feit schuldig zou maken. Deze schorsingsvoorwaarden hebben de Verdachte er kennelijk niet van weerhouden om zich toch bezig te houden met administratieve handelingen, namelijk het ondertekenen en opmaken van diploma’s en dan ook nog in valselijke zin.
Feit 1
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de betreffende diploma’s zogenaamde conceptdiploma’s betreffen die niet zijn uitgereikt. De conceptstatus van de diploma’s dient om twee redenen te leiden tot vrijspraak. Ten eerste hebben conceptdiploma’s gelet op de onvoltooide status geen bewijsbestemming. Ten tweede wist de Verdachte niet dat de conceptdiploma’s bedoeld waren om als echt en onvervalst te doen gebruiken. De Verdachte had dat ook niet redelijkerwijs moeten vermoeden.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de diploma’s die onder feit 1 op tenlastelegging zijn opgenomen niet als conceptdiploma’s kunnen worden aangemerkt. De rechtbank constateert dat deze diploma’s naar hun uiterlijke verschijningsvorm een zodanige kwaliteit en inhoud hebben dat deze in het maatschappelijk verkeer als echt en onvervalst zouden kunnen worden gebruikt. De diploma’s zijn daarom geschikt om tot bewijs van enig feit te dienen. Het enkele feit dat de diploma’s niet zijn ondertekend, maakt dit niet anders. De wet vereist niet dat een diploma ondertekend moet zijn voordat het rechtsgeldig is.
De rechtbank is bovendien van oordeel dat de betreffende diploma’s naar hun aard bestemd zijn geweest om als echt en onvervalst te doen gebruiken. De diploma’s zijn in de woning van de Verdachte aangetroffen en in de woning is ook een lijst met uitgegeven diploma’s gevonden waarop in ieder geval één van de onderhavige diploma’s is vermeld.
De rechtbank gaat er vanuit dat de Verdachte - als (voormalig) docent, bestuurder en rector van de hogeschool Islamitische Universiteit van Europa (hierna: IUE)- wist welke opleiding van de instelling geaccrediteerd was. Het enige accreditatiebesluit van de Nederlands Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) voor de IUE is immers verleend in 2015. In dat jaar vervulde de Verdachte de hiervoor genoemde functies. Het besluit van de NVAO zag enkel op accreditatie van de opleiding "HBO Master Islamitische geestelijke verzorging." Gelet hierop wist de Verdachte dat de op de diploma’s vermelde (andersoortige) opleidingen niet in een bachelor-graad konden resulteren. De tenlastegelegde valse diploma’s waren dan ook bedoeld om als echt en onvervalst te gebruiken en de Verdachte wist dat.
De verklaring van de Verdachte – dat het de bedoeling was om waarschuwingsnotities bij te voegen alvorens de diploma’s uit te reiken – acht de rechtbank op geen enkele wijze aannemelijk geworden. Het dossier bevat daartoe geen aanwijzingen, terwijl het in rede had gelegen dat als dat het geval zou zijn geweest één van de vele getuigen daarover zou hebben verklaard. De verklaring van de Verdachte op dit punt is bovendien pas (schriftelijk) ter zitting voor het eerst naar voren gebracht, terwijl het voor de hand had gelegen dat de Verdachte daarover al eerder had verklaard, of in ieder geval op een eerder moment gedurende de (lange) aanloop naar de zitting.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen.
Feit 2
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat het diploma abusievelijk fout is opgemaakt; niet de International Astrolabe University (hierna: IAU), maar de Lebanese Canadian University (hierna: LCU) had vermeld moeten worden op het diploma. Dat was namelijk de instelling waar de betreffende studente haar opleiding genoot en deze instelling is geaccrediteerd tot het verlenen van de PhD-graad in Islamic Economy. Omdat de IUE met de LCU een samenwerking had, mocht het diploma van de PhD-graad in Islamic Economy de namen van zowel de IUE als de LCU vermelden. Dit bewust onjuiste diploma is weliswaar ondertekend door de Verdachte maar dat berust op een vergissing. Het diploma is nooit uitgereikt en het was ook nooit bedoeld om daadwerkelijk uit te reiken.
Beoordeling
Dat op het diploma in strijd met de waarheid is opgenomen dat de IUE in samenwerking met de IAU de PhD-graad in Islamic Economy heeft verleend aan naam 1 staat niet ter discussie, nu noch de IUE, noch de IAU daartoe geaccrediteerd waren. Evenmin staat ter discussie dat de Verdachte het foutief opgemaakte diploma heeft ondertekend.
De door de verdediging in het strafproces ingebrachte stukken tonen aan dat er een vorm van samenwerking bestond tussen de IUE en de LCU. Uit die stukken kan echter niet worden afgeleid dat de LCU, zoals de verdediging stelt, daadwerkelijk geaccrediteerd was voor de betrokken PhD-opleiding (Islamic Economy). Mocht dat echter al het geval zijn, dan volgt uit het bestaan van een vorm van samenwerking tussen twee onderwijsinstellingen nog niet dat de IUE als niet-geaccrediteerde onderwijsinstelling een PhD-graad in Nederland mocht verlenen, zelfs al zou de samenwerkende onderwijsinstelling daartoe wel geaccrediteerd zijn.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de Verdachte opzettelijk dit valse diploma heeft opgemaakt. Daarvoor geldt hetzelfde als hiervoor overwogen ten aanzien van feit 1. Het is geenszins aannemelijk geworden dat de Verdachte – zoals hiervoor vermeld zijnde een voormalig docent, bestuurder en rector van de IUE die goed bekend was met de geaccrediteerde en niet-geaccrediteerde opleidingen van de IUE – een foutief diploma met PhD-graad ‘per ongeluk’ heeft ondertekend en heeft (laten) voorzien van een stempel.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de Verdachte opzet heeft gehad op het valselijk opmaken van het betreffende diploma en in het verlengde daarvan dat hij de bedoeling heeft gehad het valse diploma als echt en onvervalst te doen gebruiken.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen.
Bewezenverklaring
Feit 1: opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, voorhanden hebben, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
Feit 2: valsheid in geschrift.
Strafoplegging
Gevangenisstraf van 8 weken.
Lees hier de volledige uitspraak.