Veroordeling voor witwassen begaan door een bedrijf

Rechtbank Midden-Nederland 3 juli 2019, ECLI:NL:RBMNE:2019:3025

De verdenking komt neer op witwassen van een geldbedrag van in totaal €190.000 in de periode van 3 februari 2016 tot en met 25 april 2018 in Woerden. Dit doordat bestuurder, enig aandeelhouder en bestuurder van verdachte, met contant geld veelal luxe voertuigen kocht in om deze te kunnen verhuren en verkopen via zijn onderneming.

Geldigheid van de dagvaarding

De verdediging stelt zich op het standpunt dat een deel van de dagvaarding nietig dient te worden verklaard, namelijk de zin “althans enig geldbedrag (einddossier, p. 20 tot en met 27)”. Deze zin is onduidelijk omdat er in het dossier veel verschillende bedragen worden genoemd en er daarnaast ook nog een in beslag genomen administratie is met bedragen van verkoopfacturen.

De officier van justitie heeft ter zitting opgemerkt dat de dagvaarding voldoende duidelijk is. De betreffende zin duidt niet alleen op het expliciet genoemde bedrag van €190.000, maar laat de mogelijkheid open om ook een hoger (of lager) bedrag bewezen te achten.

De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat de dagvaarding voor wat betreft het onderdeel “althans enig geldbedrag (einddossier, p. 20 tot en met 27)” nietig moet worden verklaard. De rechtbank overweegt hiertoe dat voornoemd onderdeel niet voldoet aan de eisen die zijn gesteld in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), nu zonder nadere omschrijving voor verdachte onvoldoende duidelijk is van het witwassen van welke andere geldbedragen (dan de expliciet genoemde €190.000) hij wordt beschuldigd.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, namelijk dat verdachte een geldbedrag ter hoogte van €190.000 heeft witgewassen door de werkelijke aard en herkomst hiervan te verhullen terwijl verdachte wist dat het geldbedrag uit misdrijf afkomstig was.

Er was een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen, gelet op drie MMA-meldingen, informatie van de Financial Intelligence Unit over een contante storting en de omstandigheid dat de onderneming zou zijn gestart met een geldlening van €190.000 die niet in de bankafschriften was terug te herleiden. Uiteindelijk is namens verdachte geen verifieerbare, concrete verklaring afgelegd over de herkomst van het contante startkapitaal van €190.000, zodat - bij een gebrek aan een concrete legale bron - dit bedrag als van misdrijf afkomstig moet worden beschouwd. Immers heeft onderzoek naar de herkomst van dit bedrag de verklaring van verdachte niet volledig bevestigd.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde.

Nu er geen direct bewijs is voor een gronddelict dient allereerst sprake te zijn van een vermoeden van witwassen. De contante storting van (in totaal) €87.000 waar de FIU-melding op ziet bestond deels uit geleend geld en deels omzet van verdachte. Het is een gegeven dat het in de conservatieve autohandel gebruikelijk is dat veel wordt betaald in contanten. Van een vermoeden van witwassen was derhalve geen sprake.

Indien de rechtbank dit vermoeden van witwassen wel aanneemt, dan volgt uit de leningsovereenkomst dat bestuurder een startkapitaal van €190.000 heeft geleend van zijn neef getuige 1 uit België. Daarmee is een min of meer concrete en verifieerbare verklaring afgelegd over de herkomst van het geld. Getuige 1 heeft het opmaken van de leningsovereenkomst tegenover de Belgische autoriteiten bevestigd. Dat getuige 1 heeft verklaard dat hij het geld uiteindelijk niet daadwerkelijk heeft verstrekt aan zijn neef, zou op advies zijn geweest van zijn raadsman. getuige 1 kon wel degelijk over een dergelijk geldbedrag beschikken door opbrengsten uit de verkoop van onroerend goed; hier is echter onvoldoende onderzoek naar gedaan door het Openbaar Ministerie. Een en ander leidt ertoe dat geen bewezenverklaring van witwassen kan volgen.

Het oordeel van de rechtbank

Toerekening aan rechtspersonen

Voor de onderstaande bewijsoverwegingen is van belang dat een rechtspersoon (in de zin van artikel 51 Sr) kan worden aangemerkt als dader van een strafbaar feit indien de betreffende gedraging redelijkerwijs aan hem kan worden toegerekend. Een belangrijk criterium bij de toerekening is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon (ECLI:NL:HR:2003:AF7938).

Juridisch kader witwassen

Voor een veroordeling voor witwassen dient wettig en overtuigend te worden bewezen dat de geldbedragen waarop de verdenking van witwassen betrekking heeft afkomstig zijn van enig misdrijf. Als echter op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen het geldbedrag en een bepaald misdrijf (het gronddelict), kan naar bestendige jurisprudentie niettemin worden bewezen verklaard dat het geldbedrag een criminele herkomst heeft, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn, dan dat de geldbedragen afkomstig zijn uit enig misdrijf.

In het onderhavige politieonderzoek is geen direct bewijs voor een criminele herkomst van het tenlastegelegde geldbedrag gevonden. Derhalve ligt de vraag voor of er op basis van de feiten en omstandigheden, zoals deze uit het onderzoek en het verhandelde ter terechtzitting naar voren zijn gekomen, bezien in samenhang met de zogenaamde typologieën van witwassen, sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Indien dat het geval is, mag van de verdachte worden verlangd dat zij concreet en min of meer verifieerbaar verklaart over een legale herkomst van het geld, welke verklaring niet op voorhand als hoogst onwaarschijnlijk moet zijn aan te merken.

Bij de beoordeling van deze verklaring spelen omstandigheden, waaronder het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen, mede een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat zij pas in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een wijze die aan de hiervoor genoemde vereisten voldoet.

Wanneer het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de uit de verklaring van verdachte blijkende alternatieve herkomst van de geldbedragen. Voor een bewezenverklaring van witwassen zal uit dat onderzoek moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen een legale herkomst hebben.

Vermoeden van witwassen 1

Bestuurder heeft op 3 februari 2016 zijn onderneming verdachte opgericht.2 Hij is daarvan enig aandeelhouder en bestuurder.3

Uit onderzoek naar de bankrekeningen van verdachte is gebleken dat gedurende de onderzoeksperiode in totaal €104.570 contant op de rekening bij de ING Bank NV is gestort4 en in totaal €114.465 contant op de rekening bij de ABN Amro Bank is gestort.5

Op 1 juni 2016 meldt ING een verdachte transactie betreffende rechtspersoon verdachte. De inkomende geldstroom à €104.498, - wordt gekenmerkt door cash €87.210.6

Het Landelijk Informatiepunt Voertuigcriminaliteit verstrekte de kentekens die verdachte vanaf de oprichting in februari 2016 in de bedrijfsvoorraad had geregistreerd.7 Hieruit volgt dat verdachte in totaal 37 auto’s heeft aangeschaft. Op basis van de geschatte waarden werd in de periode van 10 februari 2016 tot en met 6 juli 2016 (het eerste half jaar na oprichting) door verdachte in totaal ruim €190.800 geïnvesteerd in deze auto’s.8 In totaal werd door verdachte gedurende de onderzoeksperiode ruim €800.000 geïnvesteerd in auto’s.9

Bestuurder en enig aandeelhouder van verdachte, bestuurder, heeft bij de politie verklaard dat hij na oprichting van de onderneming voertuigen heeft aangekocht10:

Hoe werden de voertuigen betaald?

De meeste gingen cash.

Hoe kwam je aan het geld voor de aankoop van de voertuigen?

Ja twee ton, ik weet niet in hoeverre later. Ik ben daarmee begonnen.

Naar het oordeel van de rechtbank is in de periode van 3 februari 2016 tot en met 25 april 201811 sprake van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Bestuurder koopt op naam van verdachte verschillende voertuigen aan met, naar eigen zeggen, een aankoopwaarde van ruim €200.000. Dit uitgavenpatroon, zonder dat van bestuurder of van verdachte een legaal inkomen bekend is dat dergelijke uitgaves kan verklaren, terwijl verdachte bovendien geen kasadministratie bijgehouden heeft,12 zodat geen zicht is op de geldstromen binnen de BV, levert een vermoeden van witwassen op.

Verklaring van verdachte over de herkomst van het geld

Over de herkomst van het geld dat in verdachte is geïnvesteerd, verklaarde bestuurder dat hij een bedrag van €190.000 geleend heeft van zijn neef getuige 1 uit België. Zij hebben hiertoe ook een leningsovereenkomst opgesteld, die deel uitmaakt van het dossier. Dit maakt dat namens verdachte een min of meer concrete en verifieerbare verklaring is afgelegd over de herkomst van het geld.

Vervolgens is hier onderzoek naar gedaan door het Openbaar Ministerie en is de betreffende neef door de Belgische autoriteiten gehoord. Hij bevestigt het verhaal van bestuurder echter onvoldoende. Weliswaar stelt getuige 1 dat er een overeenkomst door hem en bestuurder is ondertekend, maar hij verklaart ook dat hij uiteindelijk geen geld heeft uitgeleend aan bestuurder.

Getuige 2, een oom van bestuurder, is ter terechtzitting van 19 juni 2019 als meegebrachte getuige gehoord. Hij zou volgens bestuurder bij het opstellen en ondertekenen van de geldleningovereenkomst door hem en getuige 1, en bij het overhandigen van een deel van het geldbedrag door getuige 1 aan bestuurder, aanwezig zijn geweest. De rechtbank stelt vast dat de getuige zijn verklaring bijstelde gedurende het verhoor (zoals over het moment waarop hij op de hoogte raakte van het doel van zijn reis met bestuurder naar België) en dat hij op diverse punten niet in staat bleek te verklaren over feitelijkheden voorafgaand aan en na afloop van de overdracht van het geld. Bovendien week de verklaring van de getuige op belangrijke punten en in belangrijke mate af van de verklaring van bestuurder, zoals over de wijze waarop het geld is overhandigd (geld werd in een stapeltje los in de hand overhandigd en door bestuurder in de binnenzak van zijn jasje opgeborgen vs. circa €50.000 werd in een plastic tas overhandigd) en over de plek waar getuige 1 het geld vandaan haalde ( getuige 1 had het geld op de zaak in een laatje klaarliggen vs. getuige 1 ging tussendoor weg om het geld bij hem thuis op te halen). De getuige ondersteunt de verklaring van bestuurder daarmee op essentiële onderdelen niet. De rechtbank acht de verklaring van de getuige derhalve niet betrouwbaar. De rechtbank betrekt daarbij ook het feit dat bestuurder bij de politie heeft verklaard dat er geen mensen bij de overdracht van het geld aanwezig waren geweest en het late tijdstip waarop hij is gaan verklaren dat er toch iemand getuige is geweest van de overdracht van geld van getuige 1 aan bestuurder. Met het bestaan van deze getuige kwam hij voor het eerst op zitting, en niet al bij de politie, bijvoorbeeld op het moment dat de politie bestuurder tijdens zijn derde verhoor confronteerde met het feit dat getuige 1 de geldlening niet had bevestigd. Ook betrekt de rechtbank daarin een opmerking van bestuurder tijdens hetzelfde verhoor, kort voor de confrontatie met voornoemde Belgische onderzoeksresultaten. Bestuurder vraagt zijn raadsman namelijk tijdens het verhoor of hij bij zijn verklaring blijft dat hij €190.000 contant van getuige 1 zou hebben geleend (“Ja, voor nu wel toch?”).

De verklaring van bestuurder over de herkomst van het geld is daarmee noch door zijn neef getuige 1 noch door zijn oom, getuige getuige 2, (voldoende) bevestigd.

Conclusie

Gelet op het voorgaande is de stelling van bestuurder over de herkomst van het startkapitaal van verdachte niet verifieerbaar gebleken. Nu namens verdachte ook geen andere concreet en min of meer verifieerbare verklaring over de herkomst is afgelegd, concludeert de rechtbank, gezien de besproken feiten en omstandigheden, dat het geld afkomstig is geweest uit enig misdrijf. Door het aankopen van auto’s ten behoeve van de verhuur of verkoop heeft verdachte de werkelijke aard en herkomst van het geld verhuld en het geld omgezet.

Uit de bewijsmiddelen volgt dat in ieder geval een contant geldbedrag van €190.000 in verdachte is geïnvesteerd. Omdat bestuurder als bestuurder en enig aandeelhouder dit geld heeft gebruikt om voertuigen ten behoeve (en op naam) van verdachte aan te kopen, acht de rechtbank bewezen dat een en ander heeft plaatsgevonden in de sfeer van de rechtspersoon verdachte.

Bewezenverklaring

  • Witwassen

Strafoplegging

  • geldboete van 30.000 euro

Lees hier de volledige uitspraak.

 

Print Friendly and PDF ^