Veroordeling voormalig hoofd administratie Bonnefanten Museum in Maastricht wegens verduistering van ruim €65.000
/Rechtbank Limburg 22 september 2015, ECLI:NL:RBLIM:2015:8009 Verdachte heeft in ruim twee jaar tijd een bedrag van totaal € 65.064,82 verduisterd van zijn werkgever. Verdachte was als hoofd van de (financiële) administratie in dienst bij het Bonnefanten Museum. Hij was onder meer verantwoordelijk voor de boekhouding en de kasgelden van het museum.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het aan verdachte onder 1 primair tenlastegelegde. Voor het zich wederrechtelijk toe-eigenen door verdachte zelf van de uit de kluis verdwenen geldbedragen is volgens haar onvoldoende bewijs voorhanden. Volgens de officier van justitie kan bewezen worden verklaard dat verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, en wel op basis van de door verdachte afgelegde verklaringen, de namens “Stichting Provinciaal Museum Limburg (Het Bonnefanten Museum)” gedane aangifte en het proces-verbaal van bevindingen administratie Bonnefantenmuseum.
Verdachte heeft verklaard dat hij door hem geconstateerde kastekorten foutief in de boekhouding heeft weggeschreven, hetgeen valsheid in geschrifte oplevert. Verdachte heeft voorts bekend dat hij de drie geldbedragen, die onder feit 2 zijn genoemd, met het bankpasje van het museum heeft gepind terwijl die betalingen/geldopnames steeds voor hem privé waren. Dat verdachte die geldbedragen later heeft terugbetaald aan het museum doet daaraan niet af, nu die terugbetalingen veel te laat werden gedaan.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan. Verdachte heeft weliswaar de geconstateerde kastekorten in de boekhouding weggeschreven, maar ontkent zich wederrechtelijk gelden van het museum te hebben toegeëigend. Verdachte heeft de tekorten weggeschreven om geen verdenkingen ten aanzien van collega’s te doen ontstaan. Het is voorts mogelijk dat een ander of anderen, met gebruikmaking van de inlogcode van verdachte, boekingen heeft/hebben verricht en geld uit de kluis hebben weggenomen. De inlogcode van verdachte was bij zijn collega’s bekend en ook was voor veel collega’s duidelijk waar de kluis was en waar de kluissleutel bewaard werd.
De verdediging heeft ter zake feit 2 aangevoerd dat de aan de orde zijnde betalingen weliswaar privébetalingen betroffen, maar dat verdachte in de boekhouding nadrukkelijk bij deze betalingen de omschrijving “initialen privé” heeft vermeld, waarbij de initialen duidelijk op hem betrekking hebben, en dat verdachte daarna ook daadwerkelijk die bedragen heeft terugbetaald aan het museum.
De verdediging heeft betreffende het onder 1 subsidiair tenlastegelegde aangevoerd dat aan de omschrijving van dit feit voldaan is, zodat dit feit bewezen kan worden.
Oordeel van de rechtbank
Feit 1
De aangifte en financiële stukken
Namens het museum is aangifte gedaan van verduistering (in dienstbetrekking) en valsheid in geschrifte. Zakelijk directeur heeft verklaard dat in april 2013 door naam hoofd financiële administratie, hoofd van de financiële administratie van het museum, bij controle van de financiële administratie over het boekjaar 2012 is geconstateerd dat er sprake was van een kastekort van € 28.107,97. Uit verder onderzoek bleek dat er in 2010 eveneens een kastekort was, en wel van € 15.332,94. Ook in 2011 was er een kastekort, en wel ter grootte van € 21.623,91. In totaal gaat het om een bedrag van € 65.064,82. In die jaren was verdachte verantwoordelijk voor deze administratie.
Door verbalisanten, inspecteur van politie en buitengewoon opsporingsambtenaar, financieel onderzoeker en buitengewoon opsporingsambtenaar, beiden werkzaam bij de Dienst Regionale Recherche, afdeling Bureau Financiële Recherche van de politie Eenheid Limburg, is op 30 oktober 2013 een nader onderzoek ingesteld in de administratie van het museum. Zij relateren het volgende:
Boekjaar 2012
Volgens de aangifte werd door verdachte € 9.800,00 minder aan obligatieopbrengsten verantwoord in het resultaat van het museum. Op een zogenoemde printscreen (uit het boekhoudprogramma Exact Globe Next) van het kasboeksaldo van 2 november 2012 is te zien dat het kassaldo die dag afneemt van € 38.670,94 naar € 28.870,94. Dit is een afname van € 9.800,00. Op de printscreen is te zien dat deze mutatie in de boekhouding door verdachte gedaan is. Om in boekhoudsysteem Exact te kunnen muteren dient men zich in te loggen met een aan de persoon gekoppelde inlogcode. Van deze kasopname zijn geen stukken in de administratie aanwezig.
In de boekhouding werd deze verduistering als volgt verhuld: Volgens bankafschriften wordt op de ING-rekening 1 van het museum op 2 november 2012 een bedrag van € 407.347,90 bijgeboekt met als omschrijving ‘verkoop obligaties’. Op dezelfde dag wordt dit bedrag overgeboekt naar een andere ING-rekening 2 van het museum. Van deze doorbetaling werd een bedrag van € 397.547,90 in de boekhouding op de grootboekrekening “kruisposten” geboekt d.d. 5 november 2012 (boekingsnummer 12320018). Op 13 november 2012 werd een bedrag van € 116.059,61 geboekt als kruispost. Samen is dit een bedrag van € 513.607,51 (boekingsnummer 12320019). Op de grootboekrekening kruisposten werd een bedrag van € 523.407,51 euro verantwoord op 29 november 2012 (boekingsnummer 12240213). Dit is een verschil van € 9.800,00. Dit ontbrekende bedrag had verdachte al geboekt bij het opnemen van het geld uit de kas. Op deze printscreens is te zien dat deze boekingen door verdachte zijn gedaan.
Volgens de aangeefster heeft verdachte voorts een bedrag verduisterd van € 4.307,97. Op een printscreen van het kasboeksaldo van 20 juni 2012 is te zien dat het kassaldo die dag afneemt van € 33.714,07 euro naar € 23.106,10. Dit is een afname van € 10.607,97. Op de printscreen is te zien dat verdachte deze mutatie in de boekhouding gedaan heeft.
Op het afschrift van de ING-bankrekening 3 van het museum is te zien dat een bedrag van € 6.300,00 is gestort in plaats van € 10.607,97. Op het stortingsbewijs is een bedrag van € 6.300,00 geprint en is handmatig daarop een bedrag van € 4.307,97 geschreven, totaal derhalve € 10.607,97.
In de boekhouding werd deze verduistering als volgt verhuld: Het bedrag van € 4.307,97 is op 30 juni 2012 geboekt op de grootboekrekening 1002860 “vervallen kooptegoeden”. Op de printscreen van deze mutatie is te zien dat verdachte op dat moment als gebruiker van het financiële systeem Exact ingelogd was.
Volgens de aangeefster heeft verdachte een bedrag verduisterd van € 14.000,00. Op de printscreen van het kasboeksaldo van 27 december 2012 is te zien dat het kassaldo die dag afneemt van € 30.491,91 naar € 16.491,91. Dit is een afname van € 14.000,00. Op de printscreen is te zien dat verdachte deze boeking gedaan heeft. De opname van dit bedrag werd op de grootboekrekening “kruisposten” tegengeboekt. In de administratie van het museum waren geen stukken van deze kasopname aanwezig.
In de boekhouding werd deze verduistering op twee manieren verhuld: Op het bankafschrift van de Deutsche Bank, rekeningnummer 4 d.d. 28 december 2012 is een afschrijving met als omschrijving ‘diverse facturen pakketpremie museale objecten’ te zien van € 9.642,64 (boekingsnummer 12200199). Op de printscreen van dit boekingsstuk is te zien dat verdachte deze boeking gedaan heeft.
Door verdachte werd in de boekhouding een bedrag van € 11.344,50 en een bedrag van € 4.798,14, totaal € 16.142,64, als verzekeringskosten geboekt. Dit is een verschil van € 6.500,00 met de werkelijk in rekening gebrachte kosten van € 9.642,64.
Daarnaast werd op de ING-bankrekening 5 op 27 december 2012 een bedrag van € 8.923,51 bijgeschreven met als omschrijving ‘standaardrente’. Deze opbrengst werd in de boekhouding verantwoord voor een bedrag van € 1.423,51 op de grootboekrekening 92000 “Bankrente” (boeking 1228002). Op de printscreen van dit boekingsstuk 12280002 is te zien dat verdachte deze mutatie gedaan heeft. Dit is een verschil van (€ 8.923,51 minus € 1.423,51 is) € 7.500,00. Samen met de eerder vermelde € 6.500,00 betreft dit een totaalbedrag van € 14.000,00.
Boekjaar 2010
Volgens aangeefster heeft verdachte een bedrag verduisterd van € 15.332,94. Op een printscreen van het kasboeksaldo van 16 maart 2010 is te zien dat het kassaldo die dag afneemt van € 52.993,92 naar € 37.660,98. Dit is een afname van € 15.332,94. Op de printscreen is te zien dat verdachte deze boeking heeft gedaan. De opname van dit bedrag werd op de grootboekrekening “kruisposten” tegengeboekt. Van de kasopname waren geen stukken in de administratie van het museum aanwezig.
In de boekhouding werd deze verduistering als volgt verhuld: Op het afschrift van de ABN-AMRO rekening 4 is te zien dat op 18 maart 2010 een bedrag van € 15.332,94 wordt bijgeschreven met als omschrijving “Pakketpremie Museale objecten”. Deze opbrengst is op 16 maart 2010 geboekt op de grootboekrekening “kruisposten” (boekingsstuk 10200041). Op de printscreen van dit boekingsstuk 10200041 is te zien dat verdachte deze mutatie heeft gedaan. Verdachte deed dus voorkomen als of deze bijschrijving afkomstig is van een kasafstorting uit de kas van het museum.
Boekjaar 2011
Volgens de aangeefster heeft verdachte een bedrag verduisterd van € 13.945,66 en van € 7.678,25, samen € 21.623,91. Dit bedrag werd door verdachte uit de kas van het museum genomen. Van deze kasopname zijn geen stukken aanwezig in de administratie van het museum. Op een printscreen van het kasboeksaldo van 16 maart 2011 is te zien dat het kassaldo die dag afneemt van € 33.802,26 naar € 19.856,60. Dit is een afname van € 13.945,66. Op de printscreen is te zien dat verdachte deze mutatie gedaan heeft. De opname van dit bedrag werd op de grootboekrekening “kruisposten” tegengeboekt.
Op een printscreen van het kasboeksaldo van 27 september 2011 is te zien dat het kassaldo die dag afneemt van € 36.720,12 naar € 29.041,87. Dit is een afname van € 7.678,25. Op de printscreen is te zien dat verdachte deze mutatie gedaan heeft. De opname van dit bedrag werd op de grootboekrekening “kruisposten” tegengeboekt.
In de boekhouding werd deze verduistering als volgt verhuld:
Op de ABN-AMRO rekening 4 is te zien dat beide bedragen werden bijgeschreven. Op 14 maart 2011 werd een bedrag van € 13.945,66 bijgeschreven met als omschrijving “winstcommissie periode 20-6-2008”. Dit betreft boekingsstuk 11200042. Op 23 september 2011 werd een bedrag van € 7.678,25 bijgeschreven met als omschrijving “winstdeling 2009”. Dit betreft boekingsstuk 112000146. Op de printscreens van beide boekingsstukken is te zien dat verdachte deze boekingen gedaan heeft. De ontvangst werd tegengeboekt op de grootboekrekening 13650 “kruisposten”. Verdachte doet dus voorkomen als of deze bijschrijving afkomstig is van een kasafstorting.
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in het tijdvak van 1 maart 2010 tot en met 31 december 2012 als hoofd van de administratie en het secretariaat in dienst was van het museum. Tot zijn taken behoorde onder meer het verzorgen van de financiële administratie en het beheren van de kas van het museum. Dit laatste hield onder meer in dat hij de kas beheerde en controleerde, de balie van wisselgeld voorzag en de afdracht van de entreegelden en de inkomsten uit verkoop controleerde. Hij was als enige van de administratie gemachtigd om namens het museum betalingen te doen. Hij controleerde alle facturen en verzorgde de boekhouding van alle inkomsten en uitgaven van het museum.
Verdachte verklaarde dat in 2010 door hem en collega een kastekort werd geconstateerd van ongeveer € 15.000,00. Er is daarna door hen nog een tweede kastekort geconstateerd. Door verdachte is daarna ook nog een derde kastekort geconstateerd. Hij heeft die kastekorten vervolgens op een onjuiste wijze in de boekhouding weggeschreven en de tekorten dus op die manier verhuld. Dat had hij toen niet moeten doen. Hij heeft geen onderzoek naar de tekorten ingesteld of doen instellen. Hij is, om geen onrust te laten ontstaan en geen onderzoek te laten plaatsvinden, zo dom geweest om die tekorten op die (foutieve) manier in de boekhouding te verwerken. Zijn collega wist van twee van de drie kastekorten. In 2011 waren meer personen bekend met het feit dat er kasverschillen waren geconstateerd.
Verdachte heeft verder verklaard dat er geen apart kasboek werd bijgehouden en dat de kas bijna nooit werd geteld. Mogelijk was dit maar een of twee keer per jaar.
Het is mogelijk, omdat dit tot zijn taak behoorde, dat hij rond 2 november 2012 de beleggingsopbrengsten van 2012 te laag in de boekhouding van 2012 heeft verantwoord en dat er daardoor in die boekhouding een verschil was van € 9.800,00.
Een opname van geld uit de kas (kasopname) of een kasstorting moest in de boekhouding worden verwerkt en daarvan moest in de grootboekhouding een kruispost gemaakt worden. Als door baliepersoneel gevraagd werd geld uit de kas op te nemen of als geld door baliepersoneel werd gestort, werd daarvoor een formulier opgemaakt. Dat formulier of kasstuk werd bij de boekhoudstukken gelegd, in de ordner die betrekking had op de kas. Verdachte heeft verklaard dat hem niet bekend is waarom er rond 2 november 2012 in de boekhouding geen kasstuk is betreffende een opname uit de kas van € 9.800,00.
Volgens verdachte hadden alle collega’s op de administratie toegang tot de kleine kas van het museum. De kasgelden van de kleine kas werden later verrekend met de grote kas, de kluis genoemd. Voor de kluis waren verdachte en zijn collega verantwoordelijk. Vanaf 2010 werden grotere uitgaven dan € 1.000,00 door collega en hem verzorgd en zij zorgden ook dat in de kleine kas steeds een bedrag van € 1.000,00 zat. Alle mutaties van de kluis werden door verdachte verwerkt in de boekhouding. Als gelden door het baliepersoneel naar de administratie werden gebracht, om deze af te storten in de kluis, werd door die medewerker een envelop met geld gebracht. Verdachte verklaarde dat hij de envelop met geld meestal aan mevrouw naam collega gaf en dat zij daarna het geld telde en voor ontvangst tekende. Hij verwerkte dat dan steeds in de boekhouding. Grotere uitgaven dan € 1.000,00 werden niet uit de kleine kas, maar rechtstreeks uit de kluis gedaan.
Verdachte verklaarde verder dat hij vanaf 1 januari 2010, in opdracht van de directie van het museum, met collega samen een kantoorruimte deelde. De grote kas, de kluis, ging toen met hem mee. Officieel hadden alleen zij tweeën vanaf die datum toegang tot de kluis. De werkwijze met betrekking tot die kluis was meestal dat de code er ’s morgens afgehaald werd en dat de kluis dan toegankelijk was met alleen een sleutel. Die sleutel lag in de bureaulade van verdachte zelf en een tweede sleutel lag in de bureaulade van mevrouw naam collega. Verdachte was ten aanzien van deze kluis de enig verantwoordelijke. In de kluis zat meestal veel geld, afkomstig van de entreebalie en de winkel van het museum. Al het geld dat binnenkwam in de grote kas of kluis werd ingeboekt via de kas. Afstortingen naar de bank vonden alleen plaats als er veel briefgeld in de kluis lag. Voor de afstortingen werd gebruik gemaakt van een stortingsformulier, dat doorgaans door mevrouw naam collega werd gereed gemaakt. Verdachte heeft verklaard dat hij, bij de afwikkeling van het tegoed van de afdeling kunstuitleen van het museum, handmatig een bedrag van € 4.307,97 op het stortingsformulier d.d. 20 juni 2012 bij heeft geschreven, naast het reeds daarop geprinte bedrag van € 6.300,00. Dat is zijn handschrift. Hij gaat er daarom van uit dat hij ook de vermelding in de boekhouding heeft gedaan en dat hij daarmee iets, een kastekort wellicht, heeft willen rechttrekken. Verdachte erkent dat op 30 juni 2012 genoemd bedrag van € 4.307,97 is geboekt op de grootboekrekening “vervallen kooptegoeden” van de kunstuitleen en dat, toen die boeking werd gedaan op 30 juni 2012, hij als gebruiker ingelogd was in het boekhoudsysteem Exact. Verdachte geeft toe dat het vreemd is dat dit bedrag als kasuitgave is verantwoord in de boekhouding. Hij heeft die bedragen op een onjuiste manier weggeschreven in de boekhouding. Hij heeft die handgeschreven vermelding van € 4.307,97 er waarschijnlijk bijgeschreven om het kassysteem kloppend te maken.
Verder heeft verdachte verklaard dat hij de kastekorten niet aan de directie of de externe accountant van het museum heeft gemeld. Hij deed dat niet omdat er dan een onderzoek zou komen en dat er dan mogelijk verkeerde beschuldigingen zouden worden gedaan. Hij geeft toe dat hij, op grond van het beleid van het museum inzake fraudepreventie, geconstateerde kastekorten wel aan de directie had moeten melden. Omdat hij er niet van uitging dat iemand van zijn collega’s iets uit de kas wegnam, heeft hij de werkwijze van ’s ochtends de kluiscode verwijderen en de kluissleutels in de bureaulades laten liggen, gewoon gehandhaafd, ook nadat een kastekort was geconstateerd.
Verdachte heeft erkend dat hij de jaarrekening over het boekjaar 2012 heeft opgemaakt en dat daarin een bedrag van € 7.500,00 te weinig als rentebaten en een bedrag van € 6.500,00 teveel als verzekeringskosten door hem is verantwoord. Het is dus mogelijk dat in de boekhouding van dat jaar een onjuiste kasuitgave van € 14.000,00 is verantwoord, terwijl er geen schriftelijk stuk van die kasuitgave is.
Volgens verdachte zal juist zijn dat in de jaarrekening over het boekjaar 2010 een bedrag van € 15.332,94 terzake winstcommissie voor verzekeringen van de ABN AMRO-bank is bijgeschreven op de bankrekening van het museum. Het kan kloppen dat dit bedrag niet als inkomsten in de boekhouding is verwerkt en dat wel een kasuitgave in de boekhouding verantwoord is. Verdachte heeft verklaard dat het mogelijk is dat hij toen op deze wijze een kastekort in de boekhouding heeft weggeschreven.
Verdachte heeft ook verklaard dat het mogelijk is dat hij in de jaarrekening over het boekjaar 2011 de op een bankrekening van het museum gestorte winstcommissie en winstdeling van verzekeringen van de ABN AMRO-bank, voor een bedrag van € 7.678,25 en voor een bedrag van € 13.945,66, niet als inkomsten heeft opgenomen. Het is volgens verdachte mogelijk dat die twee bedragen wel als een kasstorting van kas naar bank zijn verwerkt in de boekhouding.
Bewijsoverwegingen
Verdachte heeft bekend dat hij onware boekingen heeft verricht in de boekhouding van het museum. Hij heeft daarmee naar het oordeel van de rechtbank valsheid in geschrifte gepleegd. Deze valsheid pleegde verdachte, naar zijn zeggen, met als doel om door hem geconstateerde kastekorten te maskeren. Dat deze kastekorten zouden zijn ontstaan door een menselijke fout of een fout in het systeem, zoals geopperd werd door verdachte, acht de rechtbank niet geloofwaardig. De tekorten zijn te groot om als “mistelling” van een mens of systeem te kunnen worden gezien; het gaat om vele duizenden euro’s en het ligt voor de hand dat als er daadwerkelijk sprake is van fouten van een mens of van het systeem deze fouten betrekkelijk eenvoudig opgespoord hadden kunnen worden en, gelet op de financiële belangen, moeten worden.
De rechtbank gaat dus, nu ook verder niet aannemelijk is geworden dat het systeem of de mensen die daarmee werkten onbedoeld dergelijke, reeds qua financiële omvang, grote fouten begingen, er van uit dat uit de kas daadwerkelijk de gelden zijn weggenomen.
De vraag is dan door wie de gelden zijn weggenomen. Nu de betrokkenheid van anderen niet is gebleken, verdachte degene was die de kastekorten probeerde te maskeren en verdachte toegang had tot de kluis en het daarin opgenomen kasgeld, komt de rechtbank tot de conclusie dat geen ander dan verdachte deze gelden heeft weggenomen en dat zonder daartoe gerechtigd te zijn.
Deze gelden had verdachte uit hoofde van zijn dienstbetrekking onder zich en verdachte heeft zich dus schuldig gemaakt aan het onder 1 primair tenlastegelegde.
De rechtbank betrekt hierbij nog dat, zo de verdachte de gelden al niet zelf heeft behouden, hij toch verduistering heeft gepleegd nu verduistering ook kan worden gepleegd door een dader die het daaruit verkregen voordeel niet zelf behoudt, maar dit – om welke reden dan ook – aan een andere natuurlijke persoon of aan een rechtspersoon doet toekomen (HR 21 oktober 1986, LJN AC9529).
De rechtbank acht dan ook, op grond van voornoemde feiten en omstandigheden, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op verschillende tijdstippen in het tijdvak van 1 maart 2010 tot en met 31 december 2012 in de gemeente Maastricht zich met opzet de uit de kas verdwenen en aan het museum toebehorende geldbedragen wederrechtelijk heeft toegeëigend, en wel tot een totaal bedrag van € 65.064,82.
De verdediging heeft opgeworpen dat er binnen het museum een bedrijfscultuur was, waarbij het door de leidinggevenden niet zo nauw werd genomen met de omschrijving van diverse uitgaven in de boekhouding. De rechtbank overweegt ten aanzien van dit verweer dat dit – zelfs indien deze stelling juist zou zijn, hetgeen niet vaststaat – niet tot gevolg heeft dat verdachte dan niet strafbaar heeft gehandeld. Daarnaast heeft de verdediging nog opgemerkt dat verdachte niet in de gelegenheid is gesteld de onderliggende stukken van de boekhouding in te zien om inhoudelijk alle relevante boekingen na te kunnen gaan. De rechtbank overweegt te dien aanzien dat het voor verdachte op basis van de inhoud van de stukken in het strafdossier voldoende duidelijk moet zijn over welke posten en welke stukken het in deze zaak gaat.
Feit 2
Vast is komen te staan dat verdachte voor privédoeleinden tweemaal € 250,00 en eenmaal € 221,33 met de pinpas van het museum heeft betaald of opgenomen. Echter, verdachte heeft die betalingen/opnamen met een schriftelijk stuk in de boekhouding verantwoord, door daarbij zijn initialen te vermelden. Bovendien is vast komen te staan dat hij deze geldbedragen enige tijd later, nog in hetzelfde boekjaar, weer geheel aan het museum heeft terugbetaald. Weliswaar heeft verdachte deze bedragen laat terugbetaald, maar de rechtbank kan zich voorstellen dat zijn financiële situatie hier wellicht debet aan was.
De rechtbank is daarom ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich de tenlastegelegde geldbedragen met opzet wederrechtelijk heeft toegeëigend. De rechtbank zal verdachte dus vrijspreken van feit 2.
Bewezenverklaring
Feit 1 primair: verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd.
Strafoplegging
De rechtbank veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 200 uren en 3 maanden voorwaardelijke gevangenisstraf.
Lees hier de volledige uitspraak.