Veroordeling wegens bijstandsfraude: OvJ deels niet-ontvankelijk in vervolging vanwege verjaring

Rechtbank Amsterdam 24 april 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:2750

Verdachte heeft zich niet gehouden aan de verplichtingen die waren verbonden aan het verkrijgen van een bijstandsuitkering. Doordat verdachte en haar echtgenoot niet hadden doorgegeven dat hij in Turkije een auto en onroerend goed op zijn naam had staan, kon de sociale dienst niet beoordelen of zij nog recht hadden op een bijstandsuitkering. Doordat verdachte en haar echtgenoot zich zowel gezamenlijk als afzonderlijk niet hielden aan deze verplichtingen, hadden zij geen recht op de uitkering. Hierdoor is in negen jaar tijd ruim 150.000 euro ten onrechte aan hen uitgekeerd.
 

Verjaring

De wet stelt grenzen aan de periode waarin strafbare feiten nog vervolgd kunnen worden. Wanneer te lang niets is gedaan, is een strafbaar feit verjaard en dan mag de officier van justitie de verdachte niet meer vervolgen voor dat strafbare feit; dan is de officier van justitie niet-ontvankelijk. Het strafbare feit waarvoor verdachte wordt vervolgd, verjaart na twaalf jaar. De verjaring wordt onderbroken door een daad van vervolging. Dat is een officiële handeling van het Openbaar Ministerie of een rechter die gericht is op het krijgen van een rechtelijke beslissing over dat strafbare feit.

Omdat het begin van de ten laste gelegde periode meer dan twaalf jaar in het verleden ligt, is de vraag van belang wanneer de verjaring is gestuit.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman vindt dat de verjaring is gestuit op 15 september 2015. Op die datum werd namelijk voor het eerst strafrechtelijk opgetreden tegen verdachte of haar medeverdachte, doordat de medeverdachte toen als verdachte werd gehoord. Het ten laste gelegde feit is volgens de raadsman dan ook verjaard, voor zover het betrekking heeft op de periode van voor 15 september 2003.

Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft op zitting geen standpunt ingenomen ten aanzien van de verjaring.

Het oordeel van de rechtbank

Een verhoor door de politie is een opsporingshandeling, maar dat is nog geen daad van vervolging. De verjaring is dan ook niet gestuit doordat de politie de medeverdachte op 15 september 2015 als verdachte heeft gehoord. De eerste daad van vervolging die de rechtbank uit het dossier kan afleiden is het aan verdachte uitreiken van de dagvaarding voor de zitting van 11 januari 2017. De betekening van die dagvaarding vond plaats op 16 december 2016. Dat betekent dat op die datum voor het eerst de verjaring is gestuit. De ten laste gelegde periode vóór 16 december 2004 (12 jaar eerder) was op dat moment dus al verjaard.

De conclusie is dan ook dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vervolging van verdachte met betrekking tot de ten laste gelegde periode van 1 januari 2000 tot en met 15 december 2004. De officier van justitie is wel ontvankelijk voor zover het de periode betreft van 16 december 2004 tot en met 30 september 2013.
 

Oordeel rechtbank 

De rechtbank het ten laste gelegde bewezen. 
 

Bewezenverklaring

In strijd met een haar bij wettelijk voorschrift opgelegde verplichting opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl dat kan strekken tot bevoordeling van haarzelf of een ander, en terwijl zij weet dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van haar of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming dan wel voor de hoogte of de duur van een dergelijke verstrekking of tegemoetkoming.
 

Strafoplegging

Taakstraf van 60 uren.

Bij het bepalen van de strafmaat kijkt de rechtbank niet alleen naar de ernst van het feit, maar ook naar de persoon van verdachte. Daarbij is van belang dat het met name de echtgenoot van verdachte was die zich bezig heeft gehouden met het vermogen in Turkije. Verdachte heeft wel geprofiteerd van de ten onrechte ontvangen bijstand, maar haar rol bij de fraude is een stuk beperkter geweest.

Lees hier de volledige uitspraak.

 

 

Print Friendly and PDF ^