Veroordeling wegens het onder zich hebben en uitgeven van vals geld: Bewijsoverwegingen ten aanzien van het bekend zijn met de valsheid van het geld op het moment van verkrijging en gebruik van wisseltruc.

Rechtbank Noord-Holland 30 november 2015, ECLI:NL:RBNHO:2015:10403 Op 8 januari 2014 heeft de manager van het AH filiaal adres te Haarlem aangifte gedaan van oplichting. 

De kassamedewerker van AH, getuige heeft als volgt verklaard:

“Vandaag, 8 januari 2014, stond ik omstreeks 15.30 uur achter kassa 4. Op dat moment kwam er een persoon bij de kassa. Hij wilde babydoekjes afrekenen ter waarde van €1,60. Ik zag dat de man mij een biljet van 50 euro overhandigde. Ik haalde dit biljet door de scanner. Deze scanner controleert of het een echt of een nep biljet betreft. Ik hoorde een kort piepje en ik zag een groen lampje branden bij de scanner. Dit is het teken dat het biljet in orde is. Vervolgens hoorde ik de man zeggen dat hij ook wel kleingeld bij zich had. Hierop heb ik hem het biljet van 50 euro teruggegeven. De man pakte het biljet snel aan en stopte het ook snel in zijn broekzak. Ik zag dat de man in zijn broekzak ging zoeken, kennelijk om kleingeld te zoeken. Ik hoorde de man zeggen dat hij toch geen kleingeld bij zich had en de man overhandigde mij weer een biljet van 50 euro. Ik vond dit verdacht omdat de man vrij snel zijn biljet van 50 euro weer van mij terugnam. Om die reden haalde ik het biljet opnieuw door de scanner. Ik zag dat er een rood lampje ging branden en ik hoorde een lange piep. Dit is het teken dat het biljet vals is. Ik deed het biljet opnieuw in de scanner met hetzelfde resultaat. Ik pakte het biljet vast en zag dat het vals was. Het biljet voelde anders dan normale bankbiljetten. Ik kon ook door het biljet heen kijken. Dat wil zeggen dat ik de opdruk aan de andere kant van het biljet kon lezen. Hierop heb ik de man verteld dat hij met vals geld probeerde te betalen en heb ik mijn teamleider gebeld. De man zei tegen mij dat hij zojuist op de markt was geweest en daar zou hij dat biljet gekregen hebben. De man zei dat hij twee euro aan muntgeld bij zich had. Hij wilde het valse biljet terug hebben en wilde de twee euro geven. De man vroeg meerdere malen het biljet terug. Ik vertelde de man dat we op de manager zouden wachten. Al die tijd had ik het valse biljet in mijn hand. Op een gegeven moment deed de man een greep naar het valse biljet. Hierop scheurde het biljet in twee stukken. Een stuk hield ik in mijn hand en het andere stuk had die man vast. Vervolgens vroeg de man om het andere stuk van het biljet. Hierop deed ik een stap naar achteren. Daarom probeerde hij bij mij te komen, maar de weg werd hem versperd door een winkelwagen. De man bleef maar vragen om het stukje van het valse biljet.”

Beelden van de bewakingscamera binnen in de AH zijn veiliggesteld en op de terechtzitting van 16 november 2015 getoond en door de officier van justitie aan het dossier toegevoegd. De rechtbank heeft geconstateerd dat de door de kassamedewerker afgelegde verklaring overeenkomt met de getoonde camerabeelden.

Op de terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij de man is die is te zien op de camerabeelden die zijn gemaakt in het AH filiaal adres te Haarlem op 8 januari 2014 zoals getoond op de terechtzitting.

Verdachte heeft vervolgens de winkel verlaten. De inmiddels gealarmeerde manager is achter verdachte naar buiten gelopen en zag dat verdachte in een zwarte BMW stapte waarvan de motor nog draaide. Niet veel later is deze BMW door de politie staande gehouden. In de auto werden drie mannen aangetroffen, waaronder verdachte die zich op de achterbank bevond. Verdachte is vervolgens aangehouden.

Op het politiebureau werd verdachte te verstaan gegeven dat hij aan het lichaam onderzocht zou worden en dat hij, indien hij nog goederen bij zich had, deze voorafgaand aan het onderzoek kon overhandigen. Vervolgens haalde verdachte een opgevouwen pak papier uit zijn boxershort. Het pak bevatte 67 bankbiljetten van 50 euro. Uit onderzoek bleek dat deze bankbiljetten vals waren.

Standpunt van de verdediging Verdachte heeft verklaard dat hij er niet van op de hoogte was dat het bankbiljet dat hij aan de medewerker van Albert Heijn heeft gegeven vals was. Hij had de 67 bankbiljetten in bewaring gekregen van een kennis.

De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte pas op het moment dat de AH-medewerker hem meedeelde dat het een vals biljet betrof, bekend raakte met de valsheid van het bankbiljet. Artikel 209 Sr vereist dat de dader op het moment van ontvangst van het valse geld bekend moet zijn met de valsheid daarvan. Daarom is verdachte niet strafbaar voor het hem onder 1 tenlastegelegde.

Ten aanzien van het onder 2 primair tenlastegelegde heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een voltooid delict, omdat er nog geen betaling had plaatsgevonden. Hoogstens kan verdachte verweten worden dat hij zich ten aanzien van één biljet heeft schuldig gemaakt aan het onder 2 subsidiair tenlastegelegde.

Beoordeling rechtbank

De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.

Verdachte heeft gedaan alsof hij een goedkoop product (babydoekjes) heeft willen betalen met een briefje van 50 euro. Het aanbieden van het geldige biljet van 50 euro had geen ander doel dan om er vervolgens een wisseltruc mee uit te halen. Verdachte zei tegen de kassamedewerker dat hij toch kleingeld had en wilde het biljet terug. Hij betaalde vervolgens echter niet met kleingeld, terwijl later bleek, dat hij wel een muntstuk van 2 euro in zijn zak had. Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen en de ter zitting getoonde beelden blijkt dat verdachte zeer aanhoudend is in het terug willen krijgen van het daarna aan de kassier afgegeven valse biljet. De rechtbank is van oordeel dat op grond van deze geschetste handelswijze verdachte bewust geld waarvan hij wist dat het vals was heeft uitgegeven door middel van een wisseltruc. Op het moment dat verdachte door de medewerker wordt meegedeeld dat het biljet vals is reageert verdachte, blijkens de beelden, ook niet verbaasd of geschrokken, maar probeert hij alleen het biljet terug te krijgen.

Voorts is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een voltooid delict. Immers, verdachte heeft het geld feitelijk uitgegeven, als ware het echt. Dat hij er niet mee heeft “betaald” (omdat AH het biljet niet accepteerde) doet niet ter zake.

Onder verdachte worden nadien nog 67 valse bankbiljetten aangetroffen. Verdachte had dit pakket met biljetten, gevouwen in een folder, verstopt in zijn boxershort. Verdachte heeft een bankbiljet, dat zich eerst in dit pakket bevond, gebruikt bij een wisseltruc en uitgegeven als ware het echt.

Onder deze omstandigheden mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft over de herkomst van het geld. Zo’n verklaring moet concreet, tenminste in enige mate verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte al direct een verklaring heeft gegeven of dat hij pas in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een wijze die aan de hiervoor genoemde vereisten voldoet.

Verdachte heeft tegen de kassamedewerker gezegd het biljet diezelfde dag op de markt te hebben gekregen. In het verhoor bij de politie heeft verdachte zich echter op zijn zwijgrecht beroepen. Pas op de terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij het pakket met geld voor een ander in bewaring had. Dit zou een kennis zijn die tot ongewenst vreemdeling was verklaard en daarom geen bankrekening kon openen. Verdachte heeft niet willen verklaren over de identiteit van deze kennis, zodat zijn verklaring niet verifieerbaar is. Ook heeft verdachte geen verklaring gegeven voor het uitgeven van het geld dat hij voor de kennis in bewaring zou hebben bij de AH. Bovendien bevond het pakket met valse biljetten zich ten tijde van zijn aanhouding in de onderbroek van verdachte. Indien verdachte, zoals hij heeft verklaard, pas in de AH op de hoogte raakte van de valsheid van het geld, had het niet in de rede gelegen dat hij de biljetten daarna nog onder zich zou houden. Op grond van deze feiten en omstandigheden kan het niet anders dan dat verdachte van meet af aan bekend was met de valsheid van het geld en voornemens was dit als echt en onvervalst uit te geven.

De rechtbank wordt in deze overtuiging gesterkt door de omstandigheid dat in de auto waarin verdachte op 8 januari 2014 is aangehouden en welke voor twee dagen bleek te zijn gehuurd een lijst is aangetroffen met openingstijden van AH-filialen in Haarlem. Daarnaast bleek in het navigatiesysteem dat zich in de auto bevond een groot aantal adressen van AH-filialen te zijn ingevoerd, waaronder het adres van het filiaal van feit 2.

Bewezenverklaring

  • Feit 1: Opzettelijk bankbiljetten, waarvan de valsheid hem bekend was toen hij ze ontving, in voorraad hebben met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven.
  • Feit 2 primair: Opzettelijk een bankbiljet, waarvan de valsheid hem bekend was toen hij het ontving, als echt en onvervalst uitgeven.

Strafoplegging

De rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 4 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een geldboete van €2.000.

Lees hier de volledige uitspraak.

 

Print Friendly and PDF ^