Veroordeling wegens verduistering van bedragen die verdachte onder zich had uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als controller en als penningmeester
/Rechtbank Limburg 2 december 2014, ECLI:NL:RBLIM:2014:10341
De verdenking komt er op neer dat verdachte:
- Feit 1 primair: een geldbedrag van € 83.253,27, toebehorende aan Aannemers- en Wegenbouwbedrijf Limburg B.V., heeft verduisterd, welk bedrag hij uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als controller onder zich had;
- Feit 1 subsidiair: een geldbedrag van € 83.253,27 heeft witgewassen;
- Feit 2 primair: een geldbedrag van € 18.500,00, toebehorende aan RKVV Doenrade, heeft verduisterd, welk bedrag hij als penningmeester onder zich had;
- Feit 2 subsidiair: een geldbedrag van € 18.500,00 heeft witgewassen;
- Feit 3: slachtoffer heeft mishandeld.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich met betrekking tot het tenlastegelegde onder feit 1 op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden, in die zin dat de verdachte een bedrag van € 72.219,76 heeft verduisterd van Aannemers- en Wegenbouwbedrijf Limburg B.V. Dit bedrag had verdachte uit hoofde van zijn functie als controller bij voornoemd bedrijf onder zich. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de officier van justitie verwezen naar de aangifte namens Aannemers- en Wegenbouwbedrijf Limburg B.V., de bekentenis van de verdachte dat hij geld van het bedrijf heeft verduisterd en het onderzoek van de facturen en de bankbescheiden van Aannemers- en Wegenbouwbedrijf Limburg B.V.
Daarnaast acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte een bedrag van € 10.000,00 heeft verduisterd van RKVV Doenrade, over welk bedrag de verdachte als penningmeester beschikte. Dit is onder feit 2 primair tenlastegelegd. De officier van justitie heeft in dit verband verwezen naar de aangifte en de bekennende verklaring van de verdachte.
Tenslotte acht de officier van justitie ook de onder feit 3 tenlastegelegde mishandeling van [slachtoffer] wettig en overtuigend bewezen, gelet op de aangifte en de bekennende verklaring van de verdachte dienaangaande.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft overeenkomstig een door haar overgelegde pleitnotitie het woord gevoerd. Kort en zakelijk weergegeven heeft zij de volgende standpunten ingenomen.
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot feit 1 primair op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden dat de verdachte uit hoofde van zijn dienstbetrekking een bedrag van € 43.744,82 van Aannemers- en Wegenbouwbedrijf Limburg B.V. heeft verduisterd. De raadsvrouw heeft betoogd dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte zich een groter bedrag wederrechtelijk heeft toegeëigend. Voorts dienen op voornoemd bedrag de btw van de aan [naam 1] en [naam 2] betaalde bedragen nog afgetrokken te worden.
Met betrekking tot feit 2 primair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verdachte erkent € 8.825,00 te hebben verduisterd. Hierop dient € 523,00, in mindering te worden gebracht, omdat dit het bedrag was dat in het geldkistje zat dat naderhand door de echtgenote van verdachte aan de voetbalclub is teruggegeven. Ten aanzien van het resterende bedrag kan niet worden bewezen dat dit door de verdachte is verduisterd.
Met betrekking tot het tenlastegelegde onder feit 3 heeft de raadsvrouw betoogd dat de tenlastelegging deels nietig verklaard moet worden, aangezien de mishandeling van [slachtoffer] niet in Doenrade heeft plaatsgevonden zoals ten laste is gelegd, maar in het ziekenhuis te Sittard-Geleen alwaar verdachte op dat moment was opgenomen.
Inleiding
Op 6 februari 2012 heeft de verdachte een verkeersongeval gehad, wat later naar zijn zeggen een zelfmoordpoging zou zijn geweest. Daags na het ongeval is de directeur van Aannemers- en Wegenbouwbedrijf Limburg B.V. benaderd door twee projectleiders van het bedrijf, met de mededeling dat zij door de verdachte waren benaderd om medewerking te verlenen aan fraude met de jaarrekening. Hierop heeft de directeur, de heer naam directeur, de administratie gecontroleerd waarbij verschillende malversaties aan het licht zijn gekomen. De heer naam directeur heeft vervolgens aangifte gedaan van verduistering tegen de verdachte. Naar aanleiding van de aangifte van de heer naam directeur heeft ook de voetbalvereniging haar boekhouding gecontroleerd. Ook hier kwamen verschillende malversaties aan het licht, waarop ook door de voetbalvereniging aangifte van verduistering is gedaan.
Ten aanzien van feit 1
Op 12 maart 2012 heeft de heer naam directeur aangifte gedaan tegen verdachte wegens verduistering in dienstbetrekking. Verdachte was vanaf 1 november 2008 werkzaam als controller bij Aannemers- en Wegenbouwbedrijf Limburg B.V., waarvan de heer naam directeur eigenaar en directeur was.
Als controller had de heer verdachte volledige toegang tot alle rekeningen en een grote mate van vrijheid in zake financiële aangelegenheden. Tijdens de controle van de administratie door de heer naam directeur, na het verkeersongeval van de verdachte, kwamen verschillende onverklaarbare boekingen en facturen boven water. Ook kwam aan het licht dat er sprake was van verscheidene contante opnames, zonder dat deze schriftelijk verantwoord waren.
Door de heer naam directeur is becijferd dat hierdoor in totaal een bedrag van €83.253,27 aan het bedrijf is onttrokken. Hierop heeft hij een onderhandse akte laten opstellen waarin de verdachte erkent €83.253,27 te hebben verduisterd. Deze akte is door de verdachte en zijn vrouw ondertekend.
Later heeft een onderzoek van een extern accountantskantoor bevestigd dat de door de verdachte gevoerde administratie niet klopte en dat de verdachte de cijfers steeds rooskleuriger heeft weergegeven dan ze in werkelijkheid waren. De heer naam directeur heeft investeringen gedaan die op grond van deze cijfers onverantwoord waren. Uiteindelijk bleek een faillissement onafwendbaar. Verdachte is op staande voet ontslagen.
De verdachte heeft bekend geld van de B.V. te hebben verduisterd. Over de omvang van de verduistering heeft hij verschillende wisselende verklaringen afgelegd. Hoewel hij de onderhandse akte heeft ondertekend, ontkent hij later dat het om een bedrag van €83.253,27 ging en stelt hij de akte onder psychische druk te hebben ondertekend. Gedurende de schriftelijke ronde die de rechtbank voorafgaand aan de behandeling ter terechtzitting heeft ingelast, heeft de verdediging een bedrag ter hoogte van €40.237,08 erkend. Dit bedrag is door de verdediging ter terechtzitting bijgesteld naar €43.744,82, mede naar aanleiding van de verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Op grond van de beschikbare stukken acht de rechtbank bewezen dat verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking een bedrag van €65.000,00 heeft verduisterd van Aannemers- en Wegenbouwbedrijf Limburg B.V. De rechtbank baseert dit op het navolgende.
Verdachte heeft verklaard dat hij zich een factuur ad €30.000,00 contant heeft laten uitbetalen door naam 3. Dit bedrag heeft de verdachte in ontvangst genomen en in zijn auto gelegd. Hij heeft de auto niet afgesloten maar is nog even naar het kantoor van de naam 3 teruggegaan. Toen hij weer bij de auto terugkwam was het geld ontvreemd. Verdachte heeft hierover niemand bij het bedrijf van naam 3 aangesproken. Evenmin heeft hij aangifte van deze diefstal gedaan, naar eigen zeggen uit angst om zijn baan te verliezen. In plaats daarvan heeft hij met – zoals hij dat zelf omschrijft “ knip- en plakwerk in de boekhouding”- het verlies van dit bedrag geprobeerd te verdoezelen. De rechtbank hecht geen geloof aan deze beweerdelijke diefstal maar gaat er van uit dat verdachte dit geld, dat voor de B.V. bedoeld was, in zijn eigen zak heeft gestoken.
Voorts heeft de verdachte verklaard dat hij in totaal €25.000,00 contant heeft opgenomen van de rekening van Aannemers- en Wegenbouwbedrijf Limburg B.V. Deze laatste verklaring komt overeen met hetgeen de getuige verklaart. Hij heeft immers verklaard dat de verdachte tegen hem heeft toegegeven zeker €25.000,00 te hebben verduisterd. Ook heeft de verdachte eerder ten overstaan van de politie verklaard €25.000,00 contant te hebben opgenomen. Verdachte heeft ter zitting weliswaar gesteld dat hij een deel van het contante geld met toestemming van naam directeur heeft opgenomen, maar dat acht de rechtbank niet geloofwaardig, nu naam directeur dit ontkent en verdachte ook tegenover de getuige en tegenover de politie heeft verklaard dat hij €25.000,00 aan contant opgenomen geld zou hebben verduisterd.
Tenslotte heeft de verdachte toegegeven dat hij €10.000,00 heeft overgeboekt van de rekening van Aannemers- en Wegenbouwbedrijf Limburg B.V. naar de rekening van voetbalvereniging RKVV Doenrade. Voor deze overboeking bestond geen legitieme reden. Verdachte heeft de overboeking gedaan om een verduistering, die hij gepleegd had bij de voetbalclub, recht te zetten.
In totaal gaat het derhalve om een bedrag van €65.000,00.
Dit bedrag is aanmerkelijk meer dan verdachte ter zitting heeft erkend. Naast de genoemde bewijsmiddelen vindt de rechtbank echter ook steun voor de overtuiging dat verdachte in ieder geval €65.000,00 heeft verduisterd in de door hem ondertekende schuldbekentenis. Dit bedrag, €83.253,27, komt namelijk dicht in de buurt van het bedrag dat de verdachte in de onderhandse akte erkend heeft. De rechtbank wil best geloven dat verdachte op het moment van de ondertekening niet op de cent nauwkeurig wist om welk bedrag het ging. Zij acht evenwel volstrekt ongeloofwaardig dat zowel de verdachte als ook zijn vrouw een onderhandse akte tekenen waarin zij de verduistering van een bedrag erkennen dat meer dan het dubbele bedraagt dan het bedrag dat verdachte daadwerkelijk heeft verduisterd.
Aldus acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in het tijdvak van 1 januari 2009 tot en met 6 februari 2012, een bedrag ter hoogte van €65.000,00 toebehorende aan Aannemers- en Wegenbouwbedrijf Limburg B.V., dat verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich had, heeft verduisterd.
De rechtbank acht niet wettig bewezen dat de verdachte meer dan €65.000,00 heeft verduisterd en zal de verdachte van het resterende tenlastegelegde bedrag vrijspreken.
Aangezien de raadsvrouw niet heeft aangevoerd dat de aanvangsdatum van de verduistering buiten het tijdvak van 1 januari 2009 tot en met 6 februari 2012 ligt, ziet de rechtbank geen aanleiding om de tenlastegelegde periode in te korten.
Ten aanzien van feit 2
Op zaterdag 14 april 2012 heeft slachtoffer namens de voetbalvereniging RKVV Doenrade aangifte gedaan van verduistering tegen de penningmeester van de voetbalvereniging, zijnde verdachte. In overeenstemming met de statuten van voornoemde voetbalvereniging, was bij de aangifte een tweede bestuurslid van de voetbalvereniging aanwezig.
Verdachte zou €18.500,00 hebben verduisterd. Het gaat om kasgelden van de bar, die vanaf 4 april 2011 niet meer zijn opgevoerd in de boekhouding. Deze kasgelden zijn sinds april 2011 niet meer bijgeschreven op de bankrekening van de voetbalvereniging, zoals wel gebruikelijk was. Ook zijn deze gelden niet aangetroffen in de kas. Daarnaast betreft het meerdere contante opnames, die niet zijn verantwoord. De verdachte was als enige in het bezit van een bankpas op naam van de voetbalvereniging.
Uit een aanvullend verhoor van het nagenoeg voltallige bestuur van de voetbalclub wordt bovendien melding gemaakt van een storting van €10.000,00 van Aannemers- en Wegenbouwbedrijf Limburg B.V. op rekening van de voetbalvereniging. Tevens is dan aan het licht gekomen dat verschillende rekeningen zijn betaald vanaf de spaarrekening van de voetbalvereniging, die normaal gesproken van de kantine-inkomsten betaald worden.
De verdachte geeft toe geld van de voetbalvereniging te hebben verduisterd, maar ontkent dat het om €18.500,00 ging. Volgens hem ging het om een bedrag van €8.825,00.
Ter terechtzitting heeft de verdachte echter ook verklaard dat hij van de rekening van Aannemers- en Wegenbouwbedrijf Limburg €10.000,00 naar de voetbalvereniging heeft overgemaakt, omdat dit nodig was om het verduisterde bedrag te compenseren. Uit een bankafschrift blijkt dat de verdachte inderdaad €10.000,00 heeft overgemaakt aan de voetbalvereniging.
Gelet op deze laatste verklaring, dat er €10.000,00 nodig was om het verduisterde bedrag te compenseren, in samenhang bezien met de bankafschriften en de aangifte van RKVV Doenrade, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in het tenlastegelegde tijdvak een bedrag van €10.000,00 heeft verduisterd, toebehorende aan RKVV Doenrade. De rechtbank acht onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig dat verdachte een hoger bedrag heeft verduisterd.
Ten aanzien van feit 3
Op 14 april 2012 heeft slachtoffer aangifte gedaan van mishandeling. slachtoffer stelt in zijn verklaring dat hij op donderdag 12 april 2012 de verdachte heeft bezocht, die op dat moment op de afdeling 18 West van het Orbis Medisch Centrum verbleef. Aldaar ging slachtoffer, in zijn hoedanigheid van secretaris van RKVV Doenrade, uitleg vragen aan de verdachte met betrekking tot de geconstateerde malversaties in de boekhouding van de voetbalclub. Dit gesprek verliep niet prettig. Op enig moment is de verdachte opgestaan, heeft vervolgens slachtoffer bij diens kin op het bed geduwd en diens bovenarm vast gegrepen. slachtoffer voelde dat de verdachte hard in zijn bovenarm kneep en voelde pijn.
Bij de aangifte is een foto gevoegd van de rechterbovenarm van slachtoffer, waarop een bloeduitstorting te zien lijkt.
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat slachtoffer bij hem op bezoek is geweest in het ziekenhuis, toen verdachte op de psychiatrische afdeling verbleef. Op enig moment sloegen de stoppen bij de verdachte door en heeft hij slachtoffer van diens stoel afgetrokken en op het bed gegooid. Hij heeft slachtoffer vervolgens op de mond geknepen. Het is mogelijk dat hij slachtoffer bij diens bovenarm heeft gepakt toen hij slachtoffer van de stoel aftrok. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij slachtoffer inderdaad bij zijn arm heeft gepakt en heeft geknepen.
Op basis van de aangifte in samenhang bezien met de verklaring van de verdachte dienaangaande, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 12 april 2012 slachtoffer heeft mishandeld door hem in zijn bovenarm te knijpen, waardoor deze pijn en letsel heeft bekomen. Deze mishandeling heeft blijkens voornoemde bewijsmiddelen plaatsgevonden in het Orbis Medisch Centrum te Sittard-Geleen en niet te Doenrade, zoals ten laste is gelegd. Nu de verdachte duidelijk wist welk feit aan hem wordt verweten, vat de rechtbank de onjuiste pleegplaats op als een kennelijke misslag in de tenlastelegging. De verdachte is daarmee niet in zijn belangen geschaad.
Bewezenverklaring
- Feit 1 primair: in het tijdvak van 1 januari 2009 tot en met 6 februari 2012 in het arrondissement Maastricht (thans Limburg), opzettelijk een hoeveelheid geld te weten ongeveer 65.000 euro, toebehorende aan Aannemers- en Wegenbouwbedrijf Limburg B.V., en welk goed verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als controller onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
- Feit 2 primair: in het tijdvak van 1 april 2011 tot en met 6 februari 2012 te Doenrade, opzettelijk een geldbedrag van 10.000 euro, toebehorende aan RKVV Doenrade, welk goed verdachte anders dan door misdrijf, te weten als penningmeester, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
- Feit 3: op 12 april 2012 te Sittard-Geleen, opzettelijk [slachtoffer] heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte die [slachtoffer] met kracht in zijn arm geknepen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Beroep op psychische overmacht
De raadsvrouw heeft namens de verdachte een beroep gedaan op psychische overmacht ten aanzien van het tenlastegelegde onder feit 3. Zij stelt dat de verdachte heeft gehandeld in een plotseling opkomende hevige gemoedstoestand, veroorzaakt door de beledigingen door aangever [slachtoffer]. Een normaal functionerend individu zou de beledigingen en de verwijten kunnen verdragen, maar verdachte verkeerde op dat moment in een psychisch kwetsbare positie waardoor hij geen weerstand meer kon bieden aan de drang om [slachtoffer] te mishandelen. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft de raadsvrouw erop gewezen dat de verdachte ten tijde van de mishandeling was opgenomen op de PAAZ-afdeling van het Orbis Medisch Centrum te Sittard-Geleen. De raadsvrouw concludeert dat hij niet strafbaar is.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw en overweegt daartoe als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie moet er voor een geslaagd beroep op psychische overmacht sprake zijn van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. De enkele omstandigheid dat verdachte ten tijde van de mishandeling opgenomen was op een psychiatrische afdeling kan niet de conclusie dragen dat de verdachte enkel en alleen daarom al redelijkerwijze geen weerstand kon en behoefde te bieden aan de drang om [slachtoffer] te mishandelen. Van andere omstandigheden is voorts niet gebleken, reden waarom de rechtbank het beroep op psychische overmacht afwijst.
Strafoplegging
De rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verduistering, zowel uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als controller bij Aannemers- en Wegenbouwbedrijf Limburg B.V. alsmede als penningmeester bij voetbalclub RKVV Doenrade.
Vast staat dat een bedrag van minstens € 75.000,00 is verduisterd, maar de verdachte heeft geweigerd om openheid van zaken te geven waaraan dit bedrag is besteed. Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting komt het beeld naar voren van een man, die het in hem gestelde vertrouwen op meerdere manieren misbruikte. Niet alleen door de daadwerkelijke verduistering, maar tevens door met niet aan hem toebehorende geldbedragen te schuiven en te proberen onder de btw-betaling uit te komen door privé-uitgaven via de zaak te laten verlopen. Ook vulde de verdachte het ene ontstane financiële tekort met het andere. Dit trachtte hij vervolgens te maskeren door de boekhouding te manipuleren. Daarmee dupeerde hij zijn werkgever, maar ook de voetbalclub. Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling van de secretaris van de voetbalclub, toen deze de verdachte confronteerde met zijn mogelijke bedrog.
Ter terechtzitting heeft de verdachte nauwelijks inzicht getoond in de onjuistheid van zijn handelen. In zijn laatste woord, op schrift overgelegd door de verdachte, omschrijft hij zichzelf als iemand die zich volledig heeft weggecijferd voor zijn werkgever. Ook benadrukt hij dat hijzelf, maar ook zijn gezin, als slachtoffer gezien moeten worden.
Hoewel de rechtbank wil aannemen dat de verdachte uit hoofde van zijn functie bij Aannemers- en Wegenbouwbedrijf Limburg B.V. ook goed werk verricht zal hebben, gaat de verdachte daarmee volledig voorbij aan het feit dat hij ook tienduizenden euro’s heeft verduisterd van het bedrijf waar hij het naar eigen zeggen zo goed mee voor had. Daarnaast is de rechtbank opgevallen dat de emotionele uitbarsting van de gewezen eigenaar van Aannemers- en Wegenbouwbedrijf Limburg B.V. naar aanleiding van de verklaring van de verdachte ter terechtzitting, verdachte geenszins leek te deren. Deze hele proceshouding van de verdachte bevestigt naar het oordeel van de rechtbank de conclusie van de reclassering dat verdachte een narcistische persoonlijkheid heeft. Hij heeft enkel en alleen oog voor zijn eigen belangen. Eenzelfde houding neemt de verdachte aan ten aanzien van de voetbalclub. Ook in dit verband lijkt de verdachte niet in te zien dat hij uiterst onverantwoordelijk met de aan hem toevertrouwde gelden is omgesprongen. Ook voor de mishandeling neemt de verdachte geen verantwoordelijkheid door zich te verschuilen achter zijn psychische gesteldheid, waarbij hij zichzelf wederom als slachtoffer posteert. Deze houding baart de rechtbank zorgen, zeker omdat de verdachte inmiddels wederom een verantwoordelijke financiële positie bekleedt bij een bedrijf.
De verdachte dient ervan doordrongen te raken dat zijn handelingen uitermate kwalijk waren en hij verdient hiervoor straf. Dit geldt ook voor de gepleegde mishandeling van [slachtoffer], waardoor de rechtbank toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht ongepast acht.
Lees hier de volledige uitspraak.