Veroordelingen naar aanleiding van uitvoeren asbestsaneringswerkzaamheden

Rechtbank Midden-Nederland 25 februari 2015, ECLI:NL:RBMNE:2015:5262 In juni en juli 2011 zijn in diverse woningen te Hilversum asbestsaneringswerkzaamheden verricht door of in opdracht van bedrijf 1 BV. Deze werkzaamheden bestonden uit het verwijderen van asbesthoudende beplating vanuit zolders en garages. Bedrijf 2 heeft de eindcontroles, visuele inspecties, luchtmetingen en vrijgaven van de containments in de woningen en de garages gedaan.

Op 12 juli 2011 heeft de arbeidsinspectie op bovengenoemde locatie onderzoek verricht op grond van de Arbeidsomstandighedenwet. Hierbij werden onregelmatigheden aangetroffen. Naar aanleiding van het onderzoek door de arbeidsinspectie heeft de gemeente Hilversum op 13 en 14 juli 2011 onderzoek ter plaatse verricht. Bij dit onderzoek werd in een aantal woningen asbesthoudend materiaal aangetroffen. Dit heeft ertoe geleid dat bedrijf 3 in opdracht van de gemeente Hilversum de door bedrijf 2 vrijgegeven zolders en garages heeft onderzocht op onder meer de aanwezigheid van visueel waarneembare restanten asbest. Tevens zijn er in de woningen en garages kleefmonsters genomen door bedrijf 3.

Verdachte is door bedrijf 2 ingehuurd als laborant/inspecteur. Hij is die hoedanigheid verantwoordelijk voor de vrijgaven van diverse containments conform de NEN 2990 (2005) norm. Een vrijgave conform NEN 2990 (2005) bestaat uit twee onderdelen. Eerst wordt een visuele inspectie verricht. Indien hierbij geen asbestresten worden aangetroffen, vinden vervolgens luchtmetingen plaats. In het geval bij de luchtmetingen eveneens geen asbest wordt aangetroffen kan een ruimte worden vrijgegeven.

Ingevolge NEN 2990 (2005) is het niet toegestaan dat delen waaruit of waarvan asbesthoudend materiaal (niet-hechtgebonden amosiet) is verwijderd worden afgeplakt en voor inspectie worden uitgesloten. In dat geval mag er niet worden vrijgegeven.

Verdenking

  • Feit 1: verdachte inspectieformulieren “eindcontrole na sanering asbest” en rapportages lucht-eindcontrole containment valselijk heeft opgemaakt of vervalst;
  • Feit 2 primair: verdachte in vereniging met een ander of anderen opzettelijk en wederrechtelijk in woningen en/of garages asbest(vezels) op en/of in de bodem en /of lucht heeft gebracht, terwijl daarvan gevaar voor de openbare gezondheid en/of levensgevaar voor bewoners van die woningen en/of andere aanwezigen te duchten was;
  • Feit 2 subsidiair: in vereniging met een ander of anderen het aan de schuld van verdachte te wijten is dat in woningen en/of garages asbest(vezels) in de bodem en/of lucht werden gebracht, terwijl daarvan gevaar voor de openbare gezondheid en/of levensgevaar voor bewoners van die woningen en/of andere aanwezigen te duchten was.

Standpunt van de verdediging

De verdediging heeft betoogd dat verdachte van de ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken.

Oordeel van de rechtbank

Vrijspraak feit 1

Verdachte heeft met betrekking tot diverse woningen en garages te Hilversum inspectieformulieren “eindcontrole na sanering asbest” en rapportages lucht-eindcontrole containment opgemaakt. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deze stukken opzettelijk valselijk heeft opgemaakt dan wel heeft vervalst. Uit de processtukken blijkt niet dat verdachte doelbewust iets anders in voormelde stukken heeft vermeld dan hij heeft waargenomen. De rechtbank zal verdachte daarom van dit feit vrijspreken.

Vrijspraak feit 2 primair

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de opzet van verdachte, al dan niet in voorwaardelijke zin, erop was gericht om asbest en/of asbestvezels in de bodem en/of lucht te brengen. Verdachte zal daarom van feit 2 primair worden vrijgesproken.

Partiële vrijspraak feit 2 subsidiair

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit feit in nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen heeft gepleegd. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het medeplegen van dit feit.

De rechtbank acht verdachte wel verantwoordelijk voor het missen van de aanwezigheid van asbesthoudend materiaal op de plekken waar bedrijf 3 asbestrestanten heeft aangetroffen.

Asbest

De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de deskundigheid van bedrijf 3 te twijfelen en gaat ervan uit dat hetgeen bedrijf 3 als asbest kwalificeert, daadwerkelijk asbest is.

Is het asbest afkomstig van een eerdere asbestsanering?

Bedrijf 3 heeft asbesthoudend materiaal visueel waargenomen op plekken waar bedrijf 2 binnen de containments asbesthoudend plaatmateriaal heeft gesaneerd dan wel in de directe nabijheid hiervan.

Volgens de ter zitting gehoorde asbestdeskundige is juist op de bouwdelen waarop de asbesthoudende platen bevestigd zijn geweest de kans op het aantreffen van restanten op ruwe balken, spijker- of schroefgaten het grootst.

De rechtbank ziet geen aanknopingspunten om aan te nemen dat de asbestrestanten op de in de bewijsmiddelen genoemde plekken daar terecht zijn gekomen door een eerdere asbestsanering.

Schuld

De rechtbank is van oordeel dat verdachte de visuele inspecties en vrijgaven onvoldoende zorgvuldig heeft uitgevoerd. Verdachte had de door bedrijf 3 gevonden asbestrestanten in zijn hoedanigheid als laborant/inspecteur moeten waarnemen. Verdachte was er als laborant/inspecteur voor opgeleid en getraind om dergelijk materiaal te zien. Voor zover het bij de in de bewijsmiddelen genoemde asbestrestanten gaat om restanten die zich volgens verdachte achter afplaktape of folie bevonden, geldt dat deze asbestrestanten zijn aangetroffen op of direct naast de bouwdelen waarvan het asbesthoudend plaatmateriaal is verwijderd. Verdachte had het containment niet mogen vrijgeven zonder deze afgeplakte/afgedekte delen te inspecteren.

Te duchten gevaar

De gevaren van onbeschermde blootstelling aan losse asbestvezels zijn algemeen bekend. Indien losse asbestvezels worden ingeademd lopen zij vast in de kleine luchtwegen en longblaasjes. Als gevolg hiervan kunnen verschillende asbestziekten ontstaan. De meeste ziekten zijn niet of nauwelijks te genezen.

Uit het rapport van J. Tempelman, voornoemd, blijkt dat vanuit zichtbare restanten asbesthoudend materiaal vezels in de lucht terecht kunnen komen. Dit geldt voor niet-hechtgebonden amosiet in het bijzonder vanwege de stugge structuur van de vezel. Een beperkte mechanische kracht is nodig om amosietvezels uit brandwerend board (amosiet board) vrij te maken. Activiteiten zoals vegen, schoonmaken, goederen verplaatsen, stofzuigen zijn daarvoor voldoende.

Het grootste risico van achterblijvende asbestresten bestaat uit het verslepen via schoeisel naar ruimten waar men langdurig verblijft. Als gevolg van deze secundaire emissie kan een langdurige blootstelling optreden omdat vanuit deze resten door allerlei activiteiten steeds opnieuw vezels in de lucht worden gebracht (resuspensie). Juist om deze reden vormt de visuele inspectie op asbestresten een cruciaal onderdeel van de eindcontrole na sanering (vrijgave) zoals beschreven in de norm NEN 2990 (2005).

Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat als gevolg van het handelen van verdachte gevaar voor de openbare gezondheid en/of levensgevaar voor bewoners van de bewuste woningen en/of andere daar aanwezigen te duchten was.

In verschillende woningen is op diverse data asbesthoudend plaatmateriaal tegen het dak verwijderd. Hierna heeft verdachte de containments in deze woningen vrijgegeven. Bedrijf 3 heeft in de betreffende woningen visueel asbestrestanten aangetroffen op onder meer de volgende locaties:

  • nummer: op het traphek en in de sponning van het traphek;
  • nummer: op het traphek en in de sponning van het traphek;
  • nummer: op het traphek;
  • nummer: de sponning van het traphek en rondom de spijkers in het traphek;
  • nummer: op het traphek en rondom de spijkers op het traphek.

Hoewel in deze woningen geen plaatmateriaal van het traphek is verwijderd, acht de rechtbank de verdachte wel verantwoordelijk voor het missen van de aanwezigheid van asbesthoudend materiaal op de plekken waar bedrijf 3 asbestrestanten heeft aangetroffen. Het traphekje zat immers telkens in het containment, de ruimte die verdachte visueel diende te inspecteren op asbestresten.

Bewezenverklaring

Feit 2 subsidiair: Het aan zijn schuld te wijten zijn, dat wederrechtelijk een stof op of in de bodem of in de lucht wordt gebracht, terwijl daarvan gevaar voor de openbare gezondheid of levensgevaar voor een ander te duchten is, meermalen gepleegd.

Strafoplegging

De rechtbank veroordeelt verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaar.

Verdachte heeft zijn werkzaamheden als laborant/inspecteur onvoldoende zorgvuldig uitgevoerd waardoor voornoemde gevaren konden ontstaan. Ook op de zitting heeft verdachte volgehouden dat het werk volgens alle regels is uitgevoerd, terwijl hij containments heeft vrijgegeven waarbij is gebleken dat er asbest is achtergebleven. Verdachte heeft een voorbehoud gemaakt voor delen die hij niet volledig heeft kunnen inspecteren omdat gesaneerde delen waren afgeplakt. Hij miskent daarmee zijn verantwoordelijkheid en de gevolgen van zijn handelen voor de bewoners van de betreffende woningen. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.

Lees hier de volledige uitspraak.

 

Rechtbank Midden-Nederland 25 februari 2015, ECLI:NL:RBMNE:2015:5273

Verdachte was als DTA ingehuurd om toezicht te houden op asbestsaneringswerkzaamheden en dat heeft hij onvoldoende gedaan. Evenmin heeft hij na de afbraak van het containment beoordeeld of er visueel geen asbest meer is waar te nemen.

Verdachte moest als DTA werkzaamheden verrichten terwijl hij wist dat hij dit niet naar behoren kon doen. Hij kon als enige DTA niet voortdurend toezicht houden op de asbestsaneringen die tegelijkertijd in diverse panden plaatsvonden. Hiermee heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat asbest en/of asbestvezels in de lucht terecht zouden komen. Verdachte heeft deze aanmerkelijke kans met zijn handelen ook welbewust aanvaard en op de koop toegenomen.

Verdachte had er als DTA van doordrongen moeten zijn geweest welke risico’s onzorgvuldige omgang met asbest met zich brengt. De omstandigheid dat de laboranten/inspecteurs hun werk niet naar behoren zouden hebben verricht, ontslaat verdachte niet van zijn verantwoordelijkheid als DTA om conform de wet- en regelgeving toezicht te houden op de asbestwerkzaamheden.

Verdachte heeft zich op enig moment tijdens de werkzaamheden wel gerealiseerd dat hij zijn taken niet goed kon uitoefenen maar heeft ervoor gekozen dit niet kenbaar te maken uit angst zijn werk kwijt te raken. Verdachte heeft daarin de verkeerde keus gemaakt, een keus waarbij hij zich onvoldoende rekenschap heeft gegeven van de mogelijke gevolgen voor de bewoners van de betreffende woningen.

Na de saneringen, vrijgaven van en verwijdering van containments heeft een bedrijf in een later onderzoek asbesthoudend materiaal aangetroffen in 32 woningen en 4 garages. Daarnaast zijn er ondeugdelijk verpakte afvalzakken met asbesthoudend materiaal afgevoerd.

De rechtbank rekent verdachte de bewezen verklaarde gedragingen zwaar aan. In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat deze verdachte zich op de zitting verdachte rekenschap heeft gegeven van de door hem destijds gemaakte foute keuzes.

De rechtbank veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 240 uur wegens opzettelijk en wederrechtelijk een stof in de lucht brengen, terwijl daarvan gevaar voor de openbare gezondheid of levensgevaar voor een ander te duchten is, meermalen gepleegd (feit 1 primair) en overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 10.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijke begaan, meermalen gepleegd (feit 2).

Lees hier de volledige uitspraak.

 

Zie ook:

 

Print Friendly and PDF ^