Veroordelingen voor fraude met paardenvlees

Rechtbank Oost-Brabant 15 februari 2019, ECLI:NL:RBOBR:2019:880 en ECLI:NL:RBOBR:2019:881

De 52-jarige directeur van een slachthuis uit Dodewaard is veroordeeld tot een celstraf van 324 dagen waarvan 180 dagen voorwaardelijk. Volgens de rechtbank Oost-Brabant maakte de man zich schuldig aan valsheid in geschrifte onder meer door paardenvlees als rundvlees te verkopen. Het bedrijf van de man moet hiervoor een geldboete betalen van 47.500 euro. Een vleeshandel uit Elst en diens directeur zijn voor hun aandeel veroordeeld tot respectievelijk een geldboete van 15.000 euro en een taakstraf van 180 uur en 2 maanden voorwaardelijke celstraf. Een opslaghuis uit Olst moet een geldboete betalen van 5.000 euro en diens directeur krijgt een taakstraf opgelegd van 80 uur.

Het bedrijf uit Dodewaard hield zich bezig met de in- en verkoop van onder meer vee (runderen, lammeren en geiten) en met het slachten van vee. De 52-jarige verdachte was bestuurder en enig aandeelhouder van het bedrijf. Iedere week werden er tussen de 500 en 600 runderen geslacht en verwerkt. Het bedrijf leverde onder meer partijen vlees aan een vleeshandel in Elst en liet onder meer vlees opslaan door een opslaghuis in Olst. Na klachten uit Engeland en Ierland in januari 2013 over aangetroffen paardenvlees in Nederlandse rundvleesproducten, startte de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) een onderzoek. Uit onderzoek kwam naar voren dat het bedrijf uit Dodewaard ongeveer 500 pony’s liet slachten en dat paardenvlees verkocht is als rundvlees.

Valse facturen en pakbonnen

Het bedrijf in Dodewaard registreerde de verwerking van paarden niet. Op facturen en pakbonnen stond niet vermeld dat het geleverde vleesproduct paardenvlees bevatte of kon bevatten. Het opslaghuis gebruikte bij het inslaan van het vlees een andere omschrijving dan het bedrijf uit Dodewaard. Bovendien nam het opslaghuis producten in zonder dat daar een partijnummer aan was toegekend. Daarnaast deed het bedrijf uit Dodewaard voorkomen dat het product van uitsluitend Nederlandse runderen afkomstig was, terwijl ook runderen afkomstig uit andere landen in het product konden zijn verwerkt. De handelaar uit Elst wist dat voor een en dezelfde levering verschillende gegevens werden vermeld op pakbonnen en facturen, maar deed niets met die wetenschap.

Daarmee overtraden alle verdachten de wet, namelijk dat door hun handelen dierlijke producten niet traceerbaar waren. De rechtbank vindt het niet aannemelijk dat het ging om administratieve fouten, onopzettelijke slordigheden of vergissingen. Uit diverse onderzoeksrapporten is bijvoorbeeld gebleken dat 12 monsters van 100% als rundvlees verkochte partijen DNA van paard is aangetroffen. De 52-jarige directeur gaf leiding aan de verboden gedragingen. Hoewel hij wist dat de traceerbaarheid van het vlees onder druk stond, greep hij niet direct in en beperkte hij zich alleen tot het opstellen van een verbeteringsvoornemen.

Misleiding en misbruik vertrouwen

Nadat het paardenvleesschandaal begin 2013 bekend was geworden, gaf het bedrijf uit Dodewaard samen met de vleeshandel uit Elst aan klanten en afnemers zogenoemde paardvrijverklaringen af. Hierin werd verklaard dat het geleverde product vrij was van paard. Die partijen vlees waren echter feitelijk bij lange na niet allemaal paardvrij. Door het handelen van de verdachten zijn klanten misleid, ze gingen er immers vanuit dat ze rundvlees kochten. Daarnaast is misbruik gemaakt van het vertrouwen dat bedrijven in het economische verkeer in elkaar stellen. Dit klemt des te meer waar het ondernemingen zijn die zich bezighouden met het produceren en op de markt brengen van voedingsmiddelen. Mede vanwege het belang van de volksgezondheid moet de samenstelling en herkomst van producten boven iedere twijfel verheven zijn.

Bij het bepalen van de straffen houdt de rechtbank er verder rekening mee dat de verdachten hebben bijgedragen aan het negatieve imago van de Nederlandse vleesindustrie en de belangen van die sector geweld hebben aangedaan. Door hun handelen kwamen afnemers in de problemen en is hun reputatie beschadigd. Door het voeren van een onjuiste en onvolledige administratie is het de controlerende instanties zoals de NVWA onmogelijk gemaakt na te gaan waarin het paardenvlees is verwerkt. Het traceren van het vlees bleek daardoor moeilijk of zelfs onmogelijk.

Tot slot weegt mee dat het te lang heeft geduurd voordat de officier van justitie de zaak aan de rechtbank heeft voorgelegd en is behandeld. De passende celstraf van 360 dagen voor de directeur van het slachthuis verlaagt de rechtbank daarom tot 324 dagen. Daarvan legt de rechtbank 180 dagen voorwaardelijk op om te voorkomen dat hij opnieuw in de fout gaat. De straffen voor de andere directeuren die leiding gaven aan de strafbare feiten en de drie bedrijven zijn om dezelfde reden iets verlaagd.

De verwijzingen naar de uitspraken werken zo spoedig mogelijk.

Lees hier de volledige uitspraken:

Print Friendly and PDF ^