Vervolging van verdachte na eerder opgelegde randvoorwaardenkorting niet in strijd ne bis in idem beginsel (art. 50 Handvest van de Grondrechten van de EU)
/Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 28 maart 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:3044
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Aan verdachte is een randvoorwaardenkorting van 5% op de aan hem voor het jaar 2012 te verlenen rechtstreekse betalingen opgelegd. De economische politierechter heeft in verband hiermee het openbaar ministerie in eerste aanleg niet-ontvankelijk verklaard omdat, kort gezegd, vervolging van verdachte in strijd zou zijn met het beginsel dat iemand niet twee keer bestraft kan worden voor hetzelfde feit, zoals neergelegd in artikel 50 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie.
Naar het oordeel van het hof volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 14 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:241 dat de in de onderhavige zaak opgelegde randvoorwaardenkorting niet kan worden aangemerkt als een veroordeling voor een strafbaar feit in de zin van artikel 50 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie. De aan verdachte opgelegde randvoorwaardenkorting staat derhalve aan strafrechtelijke vervolging niet in de weg. De strafrechter kan - wanneer hij daartoe aanleiding ziet - wel de randvoorwaardenkorting als relevante omstandigheid bij de strafoplegging kan betrekken.
Ook overigens is niet gebleken van feiten of omstandigheden die in de weg staan aan de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging.
Het openbaar ministerie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting net als de advocaat-generaal niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Naar het oordeel van het hof staat niet met de voor een bewezenverklaring vereiste zekerheid vast dat, waar van belang, op het betreffende VKI-formulier de datum ‘17 mei 2012’ staat. Als gevolg van het kennelijk corrigeren met een blauwe pen is onduidelijk of er ‘17’ of een ander getal staat vermeld. De verklaring van verdachte dat hij zich dienaangaande bij zijn verhoor door de ambtenaren van de NVWA heeft vergist, acht het hof niet onaannemelijk.
Bewezenverklaring
Overtreding van een voorschrift gesteld bij of krachtens artikel 40, tweede lid, van de Diergeneesmiddelenwet, begaan door een rechtspersoon.
Strafoplegging
Het hof overweegt dat de Diergeneesmiddelenwet per 1 januari 2013 is vervallen. Het bewezenverklaarde is thans strafbaar gesteld krachtens artikel 2.2, tiende lid, van de Wet dieren. Onder dit artikel levert het ten laste gelegde, indien opzettelijk begaan, een misdrijf op, terwijl het feit op grond van de wetgeving zoals die gold ten tijde van het tenlastegelegde een overtreding opleverde. Het hof zal bij de straftoemeting uitgaan van de voor verdachte gunstigste bepaling, te weten de bepaling zoals die gold ten tijde van het tenlastegelegde.
Het hof bepaalt dat ter zake van het subsidiair bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Lees hier de volledige uitspraak.