Vervolguitspraak horen journalist als getuige

Rechtbank Rotterdam 16 januari 2020, ECLI:NL:RBROT:2020:292

  • Op 22 februari 2019 heeft de rechtbank op verzoek van de verdediging beslist dat naam journalist een journalist, door de rechter-commissaris als getuige (hierna: de getuige) zal worden gehoord.

  • De raadsman van de getuige heeft voorafgaand aan het verhoor bij de rechter-commissaris een gemotiveerd beroep gedaan op het verschoningsrecht ex artikel 218a Sv.

  • Op 28 juni 2019 heeft de rechter-commissaris - onder meer - beslist dat de getuige geen verschoningsrecht toekomt omdat - kort gezegd - de bron van de journalist al duidelijk zou zijn. Dit is alleen anders als het gaat om informatie afkomstig uit een andere bron.

  • Op 24 oktober 2019 is de getuige door de rechter-commissaris gehoord. Tijdens het verhoor heeft de getuige een geschreven verklaring overgelegd. Daarin heeft de getuige (nogmaals) uiteengezet waarom hij vindt dat hem een journalistiek verschoningsrecht toekomt. Tijdens het verhoor heeft de getuige verklaard de vragen van de verdediging te kennen en geen antwoord te willen geven op vragen. Daarbij heeft de getuige meermalen verwezen naar de door hem opgestelde verklaring.

  • Aan de getuige is één vraag gesteld, te weten wat hij bedoelde met: ‘want die hele zaak gaat nu als een nachtkaars uit’. De getuige heeft die vraag niet willen beantwoorden. Na door de rechter-commissaris er meermalen op gewezen te zijn dat de getuige de vraag diende te beantwoorden heeft de getuige dit geweigerd.

  • De rechter-commissaris heeft de getuige vervolgens gegijzeld.

  • Bij beschikking van 25 oktober 2019 heeft de raadkamer de getuige ontslagen uit de gijzeling.

In die beschikking is - onder meer - het navolgende overwogen:

De journalist heeft bij de rechter-commissaris geweigerd de vraag te beantwoorden wat hij bedoelde met de opmerking ‘want die hele zaak gaat nu uit als een nachtkaars’. (…) de beantwoording van deze en soortgelijke vragen valt inderdaad onder het verschoningsrecht van artikel 218a lid 1 Sv.

‘Er is de rechtbank ter zitting onvoldoende gebleken van een zodanig zwaarwegend belang dat dit nu zou moeten leiden tot doorbreking van het verschoningsrecht. Het door de rechtbank op 22 februari 2019 aangenomen verdedigingsbelang bij het horen van de getuige acht de rechtbank hiervoor niet voldoende. Dit klemt temeer nu ook de verdediging tijdens de behandeling in de raadkamer niet op voortzetting van de gijzeling heeft aangedrongen.’

Verzoek verdediging

De verdediging heeft de rechtbank gevraagd naam journalist opnieuw te horen als getuige. De raadkamer heeft namelijk bij de beoordeling van de gijzeling een onjuist en te inhoudelijk toetsingskader met betrekking tot het verschoningsrecht gehanteerd.

Beoordeling verzoek

Vooropgesteld wordt dat de getuige op 22 februari 2019 door de rechtbank is toegewezen. De zittingsrechter heeft nog geen oordeel gegeven over de gang van zaken omtrent de getuige en over de vraag of het verhoor van de getuige is afgerond. Het opnieuw verzoeken van de getuige kan daarom niet aan de orde zijn en zal worden afgewezen.

Over de gang van zaken rondom de getuige kan nog wel het volgende worden opgemerkt.

De vraag of een getuige een terecht beroep heeft gedaan op een verschoningsrecht of dat een eventueel gerechtvaardigd beroep op het verschoningsrecht, vanwege een zwaarder wegend maatschappelijk belang, moet worden afgewezen moet uiteindelijk door de zittingsrechter worden beantwoord bij de bewijswaardering. In die zin dienen de beslissingen van de rechtbank in raadkamer evenals die van de rechter-commissaris gezien te worden als voorlopige beslissingen over de reikwijdte van het verschoningsrecht van de getuige.

De getuige heeft in de aanloop naar en tijdens zijn verhoor bij de rechter-commissaris een integraal beroep gedaan op zijn verschoningsrecht. De getuige heeft tijdens het verhoor volhard in zijn weigering om antwoord te geven op de hem gestelde vraag. Na dreiging met gijzeling door de rechter-commissaris en na door de rechter-commissaris voor de laatste maal in de gelegenheid te zijn gesteld de vraag te beantwoorden, heeft de getuige geweigerd te antwoorden en is hij bij zijn integrale en categorische weigering om te antwoorden gebleven.

Een dergelijke categorische weigering verhoudt zich niet met het wettelijk systeem. Tijdens een verhoor van een journalist als getuige zal steeds per vraag moeten worden beoordeeld of de getuige een terecht beroep doet op een journalistiek verschoningsrecht of niet. Anders gezegd: een journalist heeft géén absoluut verschoningsrecht en het is aan de rechterlijke autoriteiten om in het concrete geval te beoordelen hoe ver dat verschoningsrecht strekt.

Een en ander is van belang omdat het al dan niet terecht een beroep doen op een (journalistiek) verschoningsrecht namelijk - in het algemeen - van belang kan zijn voor de vraag of een verdachte een behoorlijke en effectieve mogelijkheid heeft gehad om een getuige daadwerkelijk te (doen) ondervragen in de zin van art. 6, derde lid aanhef en onder d, EVRM. Dit kan weer van belang zijn voor de beoordeling van de bewijsvraag.

Vastgesteld wordt dat pas één vraag aan de getuige is gesteld en dat een concrete afweging per vraag of een eventueel beroep op een verschoningsrecht terecht is of niet, niet heeft plaatsgehad. Een mogelijkheid zou daarom zijn om de rechter-commissaris te vragen het verhoor van de getuige voort te zetten en de rechter-commissaris per vraag te laten beoordelen hoe ver het verschoningsrecht van de getuige strekt.

Toch zal de rechtbank daar op dit moment niet toe overgaan. De getuige kent alle vragen van de verdediging. De getuige heeft stellig, met klem en met volharding verklaard geen vragen te willen beantwoorden. Ook na gijzeling is hij daarbij gebleven. Het is verre van aannemelijk dat dit anders zal zijn als de rechtbank de zaak weer terugstuurt naar de rechter-commissaris voor de voortzetting van het verhoor. Ook ligt het niet in de lijn van de verwachting dat de getuige zich door de rechter-commissaris zal laten overtuigen of dat een eventuele hernieuwde gijzeling soelaas zal bieden.

Bij die stand van zaken is voortzetting van het verhoor bij de rechter-commissaris - in ieder geval op dit moment - zinloos.

Als het op enig moment voor het recht op een eerlijk proces van belang wordt dat de reikwijdte van het verschoningsrecht van de getuige per vraag moet worden beoordeeld, zal de rechtbank het verhoor zelf voortzetten. De zittingsrechter kan namelijk het beste zelf beoordelen hoe de belangen van de verdachte en die van de getuige tegen elkaar moeten worden afgewogen.

Conclusie

Het verzoek wordt afgewezen.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^