Verzoek schadevergoeding ex artikel 591a Sv: matiging verzochte bedrag, toewijzing uurtarief €200,-
/Rechtbank Noord-Holland 20 oktober 2015, ECLI:NL:RBNHO:2015:8851 Op 30 april 2015 is ter griffie van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, ingekomen een door mr. W.A.L. de Boer, advocaat, ingediend verzoekschrift, gedateerd 20 april 2015, van
Het verzoekschrift strekt tot toekenning aan verzoeker van een vergoeding ten laste van de Staat ten bedrage van € 4.178,24 wegens de door deze gemaakte kosten van een raadsman, alsmede tot vergoeding van de kosten van een raadsman met betrekking tot de indiening en behandeling van het onderhavige verzoekschrift.
De strafzaak tegen verzoeker is geëindigd door een brief van de officier van justitie van 24 februari 2015 aan verzoeker waarin deze meedeelt dat de strafzaak is geseponeerd.
Het door verzoeker ondertekende verzoekschrift is tijdig ingediend.
Op de voet van het bepaalde in artikel 591a jo artikel 90 van het Wetboek van Strafvordering kan de gewezen verdachte – indien de strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht – in beginsel aanspraak maken op vergoeding van de te zijnen laste gekomen kosten van een raadsman.
Ten aanzien van het in rekening gebrachte uurtarief heeft de waarnemer van de raadsman van verzoeker ter zitting aangevoerd dat mr. De Boer veel ervaring heeft in zedenzaken en op grond van deze ervaring een hoger uurtarief hanteert dan het gemiddelde geadviseerde uurtarief. Daarbij ging het in deze zaak om ernstige aantijgingen en heeft de advocaat urenlang bij het verhoor op het politiebureau bijstand verleend aan verzoeker.
De officier van justitie heeft in raadkamer verklaard geen bezwaar te hebben tegen toekenning van een vergoeding voor de kosten van de raadsman, maar matiging van de gevraagde vergoeding op zijn plaats te vinden. Ten aanzien van de hoogte van de toe te kennen vergoeding heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt als volgt.
Het is de vrije keuze van een verdachte om een advocaat te kiezen. Daarbij is het aan de desbetreffende advocaat om met de cliënt een uurtarief overeen te komen.
De vraag is echter in hoeverre het billijk is dat de Staat datzelfde uurtarief van de advocaat vergoedt aan verzoeker. In de onderhavige procedure is de grondslag voor een vergoeding van gemaakte advocaatkosten gelegen in artikel 591a Sv. Voor de maatstaf voor de toekenning van schadevergoeding wordt verwezen naar artikel 90 Sv. In dat artikel wordt bepaald dat er gronden van billijkheid moeten zijn om een schadevergoeding toe te kennen. Daarbij moeten alle omstandigheden in aanmerking worden genomen.
Die omstandigheden zijn in dit geval dat het gaat om de vervolging van verzoeker, die van ontucht met een minderjarige werd beschuldigd. Uit de ter zitting gegeven toelichting kon niet worden afgeleid dat voor de verrichte werkzaamheden bijzondere, specialistische kennis noodzakelijk was. Het ging om een intakegesprek en correspondentie in de voorfase (nadat verzoeker een uitnodiging had gekregen om op het politiebureau te worden verhoord). Hiervoor zijn 1 uur en 36 minuten in rekening gebracht. Daarnaast heeft de raadsman 8 uur en 24 minuten in rekening gebracht voor het bijwonen van een verhoor van verzoeker bij de politie en de reis ernaar toe en terug.
Voormelde werkzaamheden leiden er niet toe dat dient te worden afgeweken van een uurtarief van € 200,-, dat deze rechtbank als uitgangspunt hanteert.
Al het voorgaande in aanmerking genomen acht de rechtbank het billijk dat in totaal 10 uur worden vergoed tegen een uurtarief van € 200,- hetgeen neerkomt op € 2.000,-, verhoogd met 6% kantoorkosten ten bedrage van € 120,- en met BTW ten bedrage van € 445,20, derhalve in totaal een bedrag van € 2.565,20. Daarnaast zullen de gebruikelijke forfaitaire kosten worden toegewezen voor het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift.
De rechtbank kent aan verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe van € 3.115,20 welk bedrag als volgt is samengesteld: € 2.565,20 wegens de kosten van een raadsman voor zijn werkzaamheden ten behoeve van de strafzaak; € 550,- wegens de kosten van een raadsman voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift.
Lees hier de volledige uitspraak.