Vrijspraak fraude met kinderopvangtoeslag, alternatief scenario
/Gerechtshof Amsterdam 19 juni 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:2434
De verdachte wordt verweten dat zij met het oogmerk zich wederrechtelijk te bevoordelen de Belastingdienst/Toeslagen door het indienen van een aanvraag Kinderopvangtoeslag (KOT) en de daaropvolgende wijzigingen KOT heeft bewogen om geld over te maken op het door verdachte opgegeven bankrekeningnummer terwijl zij daarop geen recht had (feit 1). Het totaalbedrag, dat op de rekening is gestort, zou de verdachte hebben aangewend voor het dagelijks levensonderhoud en daarnaast zouden daarmee schulden zijn afbetaald, zodat de verdachte zich tevens schuldig zou hebben gemaakt aan witwassen (feit 4). Door de situatie in stand te laten en wijzigingen niet aan de Belastingdienst/Toeslagen door te geven zou zij voorts in strijd met de wet hebben nagelaten gegevens te verstrekken (feit 3) en verder zouden de gegevens die zij wel heeft verstrekt, te weten het door haar ingevulde antwoordformulier KOT 2010, valselijk zijn opgemaakt (feit 2).
Het hof heeft uit de wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging gekregen dat de verdachte de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Het hof is van oordeel dat het door de verdachte geschetste alternatieve scenario, te weten dat anderen zonder haar medeweten betrokken zijn geweest bij de frauduleuze constructie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag ten aanzien van haar kinderen redelijkerwijs niet valt uit te sluiten, nu dit niet in een voor een bewezenverklaring vereiste voldoende mate wordt weerlegd door de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen. Die weerlegging wordt ook niet gevonden in het feit dat de verdachte van de rekening waarop de toeslag werd gestort regelmatig geld heeft gepind. Ter terechtzitting is door de verdachte door middel van bescheiden aannemelijk gemaakt dat de ex-partner van de verdachte in de onderhavige periode betrokken was bij een aantal bedrijven en de verdachte, zoals aangevoerd, kon in de veronderstelling verkeren dat de gepinde gelden afkomstig waren uit legale bedrijfsactiviteiten van haar ex-partner. Het hof weegt bij het vorenstaande mee dat van de ex-partner van de verdachte, verdachte 2, op geen enkel moment een verklaring is kunnen krijgen, zodat het door de verdachte geschetste scenario daaraan niet getoetst kan worden. Niet kan worden gezegd dat het geschetste scenario niet aannemelijk of ongeloofwaardig is.
Lees hier de volledige uitspraak.