Vrijspraak in hulpeloze toestand laten van hulpbehoevende & dood door schuld. Keuze vervolging tegen verdachte als privépersonen en niet als feitelijk leidinggevende van thuiszorginstelling.
/Gerechtshof Amsterdam 18 december 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:4663
Het hof realiseert zich dat het overlijden van mevrouw slachtoffer en de aanleiding daarvan tragisch zijn geweest voor en grote impact hebben gehad op haar nabestaanden. Hoe invoelbaar dit verdriet en de bijbehorende emoties ook zijn, het hof heeft op grond van en gebonden aan de door het openbaar ministerie opgestelde tenlastelegging te oordelen of het feit zoals ten laste gelegd bewezen kan worden verklaard. Het hof is van oordeel dat dit niet het geval is en zal de verdachte van het haar ten laste gelegde vrijspreken.
Het hof overweegt daartoe het volgende.
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde
Voor een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde moet in de eerste plaats komen vast te staan dat op de verdachte een uit een overeenkomst voortvloeiende verplichting rustte om slachtoffer de nodige hulp te bieden in de zin van verpleging en/of verzorging. Uit de stukken leidt het hof af dat deze verplichting op de rechtspersoon naam BV rustte, waarvan de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde algemeen directeur was. Het openbaar ministerie heeft ervoor gekozen vervolging in te stellen tegen de verdachte als privépersoon, en niet in haar hoedanigheid als feitelijk leidinggevende van de rechtspersoon naam BV in de zin van artikel 51, tweede lid, onder 2 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Nu ten aanzien van de verdachte als privépersoon niet gesproken kan worden van een uit een overeenkomst voortvloeiende verplichting om slachtoffer te verplegen en/of verzorgen, dient de verdachte reeds om die reden te worden vrijgesproken van hetgeen haar primair is ten laste gelegd.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde
Voor zover uit de stukken al zou kunnen worden afgeleid dat de verdachte heeft nagelaten de randvoorwaarden voor verantwoorde en veilige zorg te scheppen door niet toe te zien op de aanwezigheid of een verantwoord beheer van de zorgdossiers en niet te zorgen voor duidelijke afspraken met betrekking tot de wijze van handelen bij een gesloten deur, is het hof, anders dan de advocaat-generaal, van oordeel dat deze nalatigheid niet dermate groot is dat gesproken kan worden van een aanmerkelijke nalatigheid in de zin van culpa lata, noodzakelijk voor strafrechtelijke aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 307 Sr. Noch ieder hiervoor genoemd aspect op zichzelf bezien, noch beide aspecten in onderling verband en samenhang leveren dergelijke aanmerkelijke nalatigheid op. Voor de overige onder het eerste, tweede, derde en deels onder het vijfde gedachtestreepje ten laste gelegde gedragingen ontbreekt het wettig en overtuigend bewijs.
Gelet op de hiervoor gegeven conclusie dat niet gesproken kan worden van schuld in vorenbedoelde zin, komt het hof aan de bespreking van de causaliteitsvraag niet toe, zodat dit onderdeel onbesproken kan blijven.
Naar het oordeel van het hof is om voornoemde reden niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte ook hiervan moet worden vrijgesproken.
Vordering van de benadeelde partij benadeelde 1 / benadeelde 2
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 15.000,00 ter zake van immateriële schade en € 549,53 ter zake van materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van € 3.700,00 ter zake van materiële schade.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het primair en subsidiair ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen zodat het verweer dat de verdediging met betrekking tot de wijziging van de vordering in hoger beroep heeft gevoerd, onbesproken kan blijven.
Lees hier de volledige uitspraak.