Vrijspraak niet voldoen aan een bevel of vordering krachtens de Algemene Douanewet
/Gerechtshof Amsterdam 23 september 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:3838
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat hij opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering krachtens artikel 10:5 lid 1a en/of 1b sub 1 van de Algemene Douanewet, in elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift, om mee te werken aan een douanecontrole.
De tenlastelegging is toegesneden op artikel 184, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Dat artikel stelt het opzettelijk niet voldoen aan een krachtens wettelijk voorschrift gegeven bevel of vordering strafbaar, waarbij vereist is dat het wettelijk voorschrift uitdrukkelijk inhoudt dat de betreffende ambtenaar bevoegd is tot het doen van die vordering of het geven van dat bevel.
De in de tenlastelegging vermelde voorschriften uit de Algemene Douanewet betreffen strafbepalingen en bevatten geen vorderings- of bevelsbevoegdheid. Artikel 47 van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen, dat volgens de advocaat-generaal zou moeten worden aangemerkt als het in de tenlastelegging (subsidiair) vermelde “enig wettelijke voorschrift”, behelst weliswaar een plicht tot het desgevraagd verstrekken van gegevens en inlichtingen, maar niet een uitdrukkelijke vorderings- of bevelsbevoegdheid dienaangaande.
Ook overigens is in het dossier noch ter terechtzitting gebleken van het bestaan van een wettelijk voorschrift dat de betreffende ambtenaren ten tijde van het tenlastegelegde uitdrukkelijk de bevoegdheid gaf de verdachte te vorderen of te bevelen aan een douanecontrole mee te werken.
Naar het oordeel van het hof kan op grond van het voorgaande niet worden bewezen dat sprake is geweest van een bevel of vordering “krachtens wettelijk voorschrift” zoals bedoeld in artikel 184, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, zodat de verdachte dient te worden vrijgesproken.
Lees hier de volledige uitspraak.