Vrijspraak nu weergave feiten in proces-verbaal niet overeenkomt met werkelijkheid
/Gerechtshof Amsterdam 11 maart 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:1122 Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 08 juni 2013 te Amsterdam zich op en/of aan de weg, te weten de Stadhouderskade, heeft opgehouden terwijl aannemelijk is, dat zulks gebeurde om middelen als bedoeld in art. 2 of 3 van de Opiumwet althans daarop gelijkende waar, en/of slaapmiddelen en/of kalmeringsmiddelen en/of stimulerende middelen of daarop gelijkende waar te kopen en/of te koop aan te bieden.
Door de raadsman is eveneens aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrij gesproken.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Het hof heeft daarbij zwaar laten meewegen de op 15 december 2015 door verbalisant bij de raadsheer-commissaris afgelegde verklaring, inhoudende kort gezegd dat de weergave van de feiten in het door hem opgemaakte proces-verbaal van 9 juni 2013 niet overeen komt met de werkelijkheid, nu een deel van de in het proces-verbaal aan verbalisant toegeschreven handelingen niet door hem zijn uitgevoerd, hetgeen te wijten is aan een wijziging in de procedure bij het opmaken van een proces-verbaal met hulp van de computer. Het hof is van oordeel dat het door verbalisant opgemaakte proces-verbaal dat zich in het dossier bevindt, daarom niet bruikbaar is voor het bewijs. Als gevolg hiervan ontbreekt het wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan.
Het hof heeft nog stilgestaan bij zijn beslissing van 6 maart 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:757, maar anders dan in die zaak verbindt het hof in deze zaak niet de sanctie van het niet-ontvankelijk verklaren van het openbaar ministerie in de vervolging van de verdachte.
Lees hier de volledige uitspraak.