Vrijspraak oplichting en/of flessentrekkerij, veroordeling wegens het gebruik maken van het valse/vervalste geschrift als ware het echt en onvervalst
/Rechtbank Amsterdam 1 september 2014, ECLI:NL:RBAMS:2014:5735
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte vrij te spreken van alle ten laste gelegde feiten zowel bij gebrek aan wettig bewijs als bij gebrek aan overtuiging. Zij heeft daartoe - hier kort zakelijk en in haar pleitaantekeningen uitgebreid weergegeven - het volgende aangevoerd.
De raadsvrouw heeft eerst het onder 2 ten laste gelegde besproken, nu dit relevant is voor de vraag of er sprake is van een oplichtingsmiddel in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals onder 1 ten laste gelegd. De raadsvrouw heeft gesteld dat er onvoldoende bewijs is dat de drie screenshots van rekeningafschriften op de pagina’s 7, 9 en 17 van het dossier valst zijn en/of vervalst zijn door verdachte. Voorts is het contract op pagina 16 van het dossier mogelijk niet vervalst, nu dit op naam van verdachte staat en voorzien is van zijn digitale handtekening.
Het contract op pagina 8 van het dossier heeft betrekking op een vlucht die nooit heeft plaatsgevonden en verdachte heeft zich niet voorgedaan als naam 2, maar heeft dit contract zo aangeleverd gekregen van deze DJ, althans van een ander. Nu niet bewezen kan worden dat er sprake is van valse of vervalste stukken, heeft de raadsvrouw integrale vrijspraak van feit 2 verzocht.
Ten aanzien van het onder 1 eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat aangever zijn onderzoeksplicht heeft verzaakt en dat daarom de omstandigheden van dit geval ertoe leiden dat er in dit geval geen sprake is van oplichting. Aangever had als professionele en ervaren partij de onwaarheden in de mededelingen van verdachte en/of zijn mede-verdachten moeten herkennen en had dus de privéjet op 26 juli 2013 nooit mogen laten vertrekken. Daarbij speelt dat op het moment van vertrek de betaling nog niet binnen was, verdachte zich nimmer hoefde te legitimeren terwijl dit in de branche wel gebruikelijk is en aangever op 26 juli 2013 al meerdere signalen had gehad waaruit hij had kunnen en moeten opmaken dat hij met een minderjarige (en dus handelingsonbekwame) wederpartij te doen had. Daarnaast voert zij aan dat er vrijspraak moet volgen nu er géén sprake is van valse of vervalste stukken of andere “listige kunstgrepen”, als telastegelegd. Het enige dat aan verdachte verweten kan worden is dat hij zich heeft voorgedaan als een betalende klant terwijl hij dat niet was. Het is vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dat een enkele leugen niet voldoende is om van oplichting te kunnen spreken.
Ten aanzien van het onder 1 tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er geen bewijs is dat er sprake is van een gewoonte of beroep, en dat er derhalve geen sprake is geweest van flessentrekkerij. Tot slot heeft zij betwist dat van medeplegen sprake is geweest.
De raadsvrouw heeft, concluderend, integrale vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde verzocht.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 eerste alternatief/cumulatief ten laste gelegde
De rechtbank acht dit feit niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte daarvan vrijspreken. De rechtbank komt tot dit oordeel op grond van het volgende.
Op 20 september 2013 heeft naam 4, eigenaar van eenmanszaak Heli-Jet te Amsterdam, aangifte gedaan tegen verdachte wegens oplichting en flessentrekkerij. De beschuldiging houdt in dat verdachte zich in strijd met de waarheid heeft voorgedaan als bonafide afnemer van meerdere vluchten met een privéjet door aangever onder meer door middel van valse dan wel vervalste betaalbewijzen en rekeningafschriften en offertes te doen geloven dat hij voor deze vluchten zou betalen.
De rechtbank leidt uit de verklaringen van aangever en verdachte in het dossier af dat verdachte vanaf 19 juli 2013 meermalen telefonisch dan wel via de e-mail contact heeft gehad met aangever over vluchten met een privé-jet of een helikopter naar bestemmingen in Europa. Verdachte heeft vluchten met een privé-jet van Amsterdam naar Ibiza en retour, een vlucht met een helikopter van Hilversum naar Amsterdam en een vlucht met een privé-jet van Amsterdam naar Antwerpen en retour geboekt. Van de geboekte vluchten zijn alleen één retourvlucht Amsterdam-Ibiza per privéjet en één retourvlucht per helicopter Amsterdam-Antwerpen daadwerkelijk uitgevoerd en door verdachte – met enkele van zijn vrienden - genoten, beiden rond 26 juli 2013.
Eén retourvlucht Amsterdam-Ibiza heeft aangever tijdig geannuleerd wegens uitblijvende betalingen van verdachte. Aangever heeft forse schade geleden doordat hij kosten voor deze vluchten heeft gemaakt en verdachte niet heeft betaald. Met betrekking tot de eerst geboekte retourvlucht Amsterdam-Ibiza, die niet doorging omdat het vliegtuig niet kon vertrekken, heeft aangever geen schade geleden. Verdachte heeft aangever door middel van zijn telefoontjes, e-mails en gemailde rekeningafschriften en ondertekende bevestigingen laten geloven dat hij zou betalen voor de geboekte vluchten.
Bij de beoordeling of er sprake is van een samenweefsel van verdichtsels waardoor aangever is bewogen tot de verlening van diensten dient de rechtbank rekening te houden met alle omstandigheden van het geval. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 10 juni 2014 overwogen dat tot die omstandigheden behoren: de vertrouwenwekkende aard, het aantal en de indringendheid van de (geheel of gedeeltelijk) onware mededelingen in hun onderlinge samenhang, de mate waarin de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid degene tot wie de mededelingen zijn gericht aanleiding had moeten geven de onwaarheid te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen én de persoonlijkheid van het slachtoffer.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de bewijsmiddelen niet dat de onware (schriftelijke) mededelingen en geschriften in hun onderlinge samenhang, zodanig vertrouwenwekkend waren dat aangever, mede gelet op zijn jarenlange ervaring in zijn bedrijf in devliegsector, geen aanleiding hadden moeten geven de onwaarheid te onderkennen en zich daardoor niet te laten bedriegen. Anders gezegd: het door verdachte opgediste onware verhaal was (gelet op de persoon van aangever én de overige omstandigheden) niet geschikt om naam 4 tot het verlenen van de diensten (de vluchten per privéjet en helicopter) te bewegen. Verdachte zal hiervan dan ook vrijgesproken worden. Hiertoe is het volgende van belang.
Aangever heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij zijn bedrijf heeft sinds juli 2008. Aangever kan dus worden gezien als ervaren in de privé-jet vliegsector. Toen verdachte op
19 juli 2013 telefonisch contact met hem opnam, was verdachte een volkomen onbekende voor aangever. Na ontvangst van een betalingsbevestiging (pagina 7 van het dossier) is aangever direct de retourvlucht Amsterdam-Ibiza voor nog diezelfde avond gaan regelen. Kosten voor de vluchten zouden zijn: € 14.800,-. De kopie van het bankafschrift dat verdachte als bewijs van ‘’betaling’’ aan aangever toegestuurd heeft had vragen moeten oproepen: het betreft immers een rekeningafschrift van een “internetkwartaal spaarrekening” op naam van naam 3 met een saldo van € 105.288 en een paar centen. Aangever heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende acht geslagen op het rekeningafschrift. Het feit dat het gaat om een afschrift van een spaarrekening (dus geen betaalrekening) en dat het op naam staat van een andere persoon dan verdachte hadden bij aangever al vragen moeten doen oproepen.
Op 22 juli 2013 bleek aangever dat hij het geld voor voornoemde vlucht van verdachte niet had ontvangen. Desondanks heeft aangever diezelfde dag wederom op verzoek van verdachte twee vluchten voor 2 en 3 augustus 2013 vastgelegd. Voor deze boeking heeft aangever, zo blijkt uit de aangifte geen betalingsbewijs ontvangen.
Op 25 juli 2013 wordt aangever weer door verdachte gebeld met de mededeling dat hij op 26 juli 2013 naar Ibiza wil. Dit zou € 17.500,- gaan kosten. Wederom heeft verdachte aangever een kopie van een bankafschrift gestuurd gestuurd als bewijs van betaling door verdachte van € 9000,- . De overige € 8.600,- zou verdachte via zijn betaalrekening hebben overgemaakt, zo mailde verdachte aan aangever. Ook in dit geval heeft aangever naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende goed gekeken naar het rekeningafschrift. Uit dit rekeningafschrift blijkt namelijk dat het wederom een afschrift van de “internetspaarrekening” betreft op naam van naam 3. Ook valt uit het afschrift op te maken dat het saldo, ondanks de afboeking van € 9000,-, op 600,- na gelijk is aan het saldo van het vorige afschrift (te weten: EUR 105.888 en een paar centen). Dit had bij aangever vragen moeten doen oproepen.
Daarnaast had het aangever moeten bevreemden dat hij wel van een internetspaarrekening, maar niet van de betaalrekening van verdachte een afschrift had gekregen.
Verdachte heeft zich nimmer hoeven te legitimeren. Nog los van het feit of legitimatie bij vluchten per privé-jet in Europa noodzakelijk is, had het op de weg van aangever gelegen om de identiteitsgegevens te vragen van degenen die hij per vliegtuig liet vervoeren.
Van aangever had voorts verwacht mogen worden dat hij, gezien zijn ervaringen met de eerste vlucht die verdachte boekte, de volgende vluchten die verdachte boekte met meer zekerheden zou omkleden. Daarnaast had aangever, als hij het identiteitsbewijs van verdachte had gezien, kunnen constateren dat verdachte nog minderjarig was en onbevoegd tot het sluiten van overeenkomsten als de onderhavige.
Gelet op voorgaande en alles tezamen bezien is de rechtbank – anders dan de officier van justitie, maar met de raadsvrouw - van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde oplichting.
Ten aanzien van het onder 1 tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde
Anders dan de officier van justitie, maar met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken. De ten laste gelegde flessentrekkerij heeft betrekking op de retourvlucht van Amsterdam - Ibiza en de retourvlucht Amsterdam – Antwerpen in de periode van 26 juli 2013 tot en met 27 juli 2013. Verdachte heeft zich toen tegoed gedaan aan de drankvoorraad in het vliegtuig. De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat er sprake is van een beroep dan wel een gewoonte, nu dit feit ziet op een kort tijdsbestek (in één en hetzelfde vliegtuig). Er kan dan ook niet van een gewoonte gesproken worden. De rechtbank acht het feit derhalve niet bewezen en zal verdachte van het onder 1 tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde vrijspreken.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank is - met de officier van justitie, maar anders dan de raadsvrouw – van oordeel dat op grond van voornoemde bewijsmiddelen in voldoende mate is komen vast te staan dat het saldo en de betalingen op de betaalbewijzen of rekeningafschriften vervalst is en dat verdachte van deze betaalbewijzen of rekeningafschriften opzettelijk gebruik heeft gemaakt als waren zij echt en onvervalst door ze aan de aangever te sturen.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw dat niet is vast te stellen dat de rekeningafschriften vervalst zijn. Aan de tenaamstelling, de reeks betalingen en het, ondanks het doen van betalingen, (nagenoeg gelijkblijvende) saldo op de rekeningafschriften is te zien dat er sprake is van valse dan wel vervalste rekeningafschriften. De rechtbank verwijst hierbij naar de rekeningafschriften op de pagina’s 7 en 9 en, hoewel niet van toepassing op de onderhavige zaak, maar wel bijdragend aan de overtuiging van de rechtbank, het rekeningafschrift op pagina 17 van het dossier.
Bewezenverklaring
Opzettelijk gebruikmaken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, lid 1 Sr, als ware het echt en onvervalst.
Strafoplegging
De rechtbank veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 20 dagen, waarvan 10 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Lees hier de volledige uitspraak.