HR: Opvatting Hof dat de geldbedragen die het voorwerp vormden van het bewezenverklaarde medeplegen van witwassen reeds daardoor w.v.v. vormden is niet juist
/Hoge Raad 9 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2648
Feiten
Het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch heeft bij arrest van 8 juni 2011 de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van €431.107,08 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Namens de betrokkene is beroep in cassatie ingesteld. Mr. B.Th. Nooitgedagt, advocaat te Amsterdam, heeft een schriftuur ingezonden, houdende drie middelen van cassatie.
Middel
Het middel bevat de klacht dat het oordeel van het Hof dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft verkregen door middel van het in de met deze ontnemingsprocedure samenhangende strafzaak bewezenverklaarde mede- plegen van witwassen ontoereikend is gemotiveerd.
Beoordeling Hoge Raad
In de bestreden uitspraak heeft het Hof het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op €436.107,08 en - na aftrek van een bedrag van €5000 ter compensatie van de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep - aan de betrokkene ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel de verplichting opgelegd aan de Staat een bedrag van €431.107,08 te betalen.
Het Hof heeft het oordeel dat de betrokkene door middel van het in de strafzaak bewezenverklaarde medeplegen van witwassen wederrechtelijk voordeel heeft verkregen ontleend aan de inhoud van de bewijsmiddelen. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de betrokkene op 4 juni 2007 in het handelsregister van de Kamer van Koophandel op zijn naam een eenmanszaak heeft in- geschreven onder de naam A, die werd gedreven voor rekening van de be- trokkene.
Ten aanzien van de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel heeft het Hof overwogen dat het zich uitsluitend heeft gebaseerd op het voordeel dat is behaald uit betalingen die door cliënten van het advocatenkantoor A zijn overgemaakt op de rekeningen ten name van A en op de privérekeningen van de betrokkene. Daarmee heeft het Hof als zijn oordeel tot uitdrukking gebracht dat het in de strafzaak ten laste van de betrokkene bewezen verklaarde medeplegen van witwassen ertoe heeft geleid dat de betrokkene het bedoelde voordeel heeft verkregen.
Kennelijk heeft het Hof zijn oordeel gebaseerd op de opvatting dat de geldbedragen die het voorwerp vormden van het bewezenverklaarde mede- plegen van witwassen reeds daardoor wederrechtelijk verkregen voordeel vormden. Die opvatting is niet juist. Dat de betrokkene daadwerkelijk voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van dat feit is zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk.
Het middel slaagt.
Lees hier de volledige uitspraak.