Vrijspraak overtreden EVOA: niet kan worden vastgesteld of het regime van toestemming en/of kennisgeving gold
/Rechtbank Rotterdam 9 november 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:10227
Op 13 november 2013 heeft de Douane in de Rotterdamse haven vijf containers gecontroleerd, die door verdachte van Duitsland, via Nederland, naar China werden vervoerd. Op de begeleidende papieren stond vermeld dat de lading mixed metal scrap betrof, hetgeen door verdachte werd aangeduid met afvalcode B1050 . De Douane en een verbalisant van de Inspectie Leefomgeving en Transport (hierna: ILT) hebben waargenomen dat de containers verschillende materialen bevatten, zoals rubber, plastic, textiel, hout en grond/aarde. De vermenging van materialen was volgens hen zo groot, dat de lading als geheel niet meer kan worden aangeduid met afvalcode B1050 . Nu de lading niet onder een afvalcode van Bijlage III van de Verordening (EG) Nr. 1013/2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (hierna: EVOA) valt, en aldus niet op grond van de groene lijst vrij vervoerd had mogen worden, had voor de overbrenging daarvan de procedure van toestemming en/of kennisgeving gevolgd moeten worden, aldus de Douane.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde. De onderhavige lading was te vervuild en om onder code B1050 te vallen. Dan geldt een regime van kennisgeving en toestemming. Dat regime is niet nageleefd. De EVOA bevat geen voorschriften hoeveel procent van een lading B1050 vervuild mag zijn. Wellicht gold in Duitsland destijds een percentage van maximaal 10%, maar in Nederland was dat niet het geval en inmiddels is men ook in Duitsland daarvan teruggekomen. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft geoordeeld dat afvalstoffen geen enkele verontreiniging mogen bevatten, behoudens aan die afvalstof inherente stoffen (zoals nietjes in een lading oud papier)1. Voorkomen moet worden dat het soepelere regime dat geldt voor afvalstoffen die op de groene lijst voorkomen, wordt uitgebreid tot afvalstoffen die niet op die groene lijst voorkomen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. De afvalstoffen in kwestie vallen wel degelijk onder code B1050 , zodat de notificatieplicht niet gold. De EVOA bevat geen voorschriften over de hoeveelheid andere (verontreinigende) stoffen die een lading afvalstoffen mag bevatten. Omdat hierover geen duidelijkheid is, wordt niet voldaan aan het lex-certabeginsel. Verdachte heeft in ieder geval gehandeld in de geest van en volgens de norm van de EVOA en heeft navraag gedaan bij de Duitse autoriteiten, de SAA. Zij hebben verdachte laten weten dat 10% verontreiniging was toegestaan. Kennelijk leggen de Nederlandse autoriteiten de Europese regelgeving anders uit, maar dat kon verdachte niet weten. Er was in Nederland op dat moment geen consensus over de vraag hoeveel verontreiniging was toegestaan ener is nagelaten te onderzoeken hoeveel procent verontreiniging de verzending in kwestie bevatte. Nu niet kan worden vastgesteld welk deel van de lading vervuild was en aldus niet kan worden vastgesteld dat voor het vervoeren van deze lading de kennisgeving en/of toestemmingsvoorschriften uit de EVOA van toepassing waren, dient vrijspraak te volgen.
Het oordeel van de rechtbank
Code B1050 betreft - kort gezegd - gemengde non-ferrometalen of zware schrootfracties, oftewel: een mengsel van metalen. Dat mixed metal scrap per definitie is vermengd met enig ander materiaal door aan die metaalresten inherente stoffen, maakt niet zonder meer dat het niet meer als B1050 -afval gekwalificeerd kan worden en aldus dat het regime van kennisgeving en/of toestemming van toepassing is. Enige verontreiniging is immers inherent aan een mengsel van afvalstoffen. Van belang is om te bepalen of een vermengingsmarge is vastgesteld en zo ja, of die marge is overtreden.
- Toegestane mate van vermenging
Uit de EVOA volgt niet in welke mate verontreiniging is toegestaan.
Niet gebleken is dat voor 13 november 2013 door de Nederlandse autoriteiten een maximaal verontreinigingspercentage is vastgesteld.
In een beleidsregel van de Staatsecretaris van Infrastructuur en Milieu van 8 mei 20132 valt in artikel 5, vierde lid te lezen dat afval ijzer- en staal (ferro) schroot en non-ferro schroot maximaal tien gewichtsprocent aan andere componenten van ijzer- en staal (ferro) schroot en non-ferro schroot mag bevatten.
Hoewel deze beleidsregel is uitgevaardigd in het kader van de bestuursrechtelijke handhaving en niet in het kader van strafrechtelijke regelgeving, ziet de rechtbank daarin toch een aanwijzing dat (destijds) een verontreinigingspercentage van 10% acceptabel werd geacht. Ook de Duitse autoriteiten hanteerden dat percentage in de periode van 2007 tot april 2014.
- Geconstateerde vermenging
Dat de onderhavige lading afval bestond uit een vermenging van B1050 -metaal met andere materialen staat vast. Dat verklaren immers zowel de Douane als verdachte. Uit het dossier volgt echter niet dat de Douane of de ILT heeft vastgesteld van welk concrete vermengingspercentage sprake was. Op grond van de foto’s kan dat niet worden bepaald en er zijn geen monsters van het afval genomen en onderzocht. De ‘sortieranalysen’ en ‘Bemusterungs-Protokoll’ geven hierover evenmin uitsluitsel. Uit het dossier kan slechts worden geconcludeerd dat er sprake was van vermenging, en uit welke materialen die vermenging bestond.
- Conclusie
Het dossier bevat onvoldoende informatie over de mate van verontreiniging in de vijf containers. Als gevolg daarvan kan niet worden vastgesteld of de overschrijding nog binnen de grenzen van het acceptabele ligt en nog van afvalstoffen met code B1050 gesproken kan worden. Daarmee is niet komen vast te staan dat aan de zending voorafgaande kennisgeving en/of toestemming was vereist.
Nu ook niet is gebleken dat verdachte heeft gehandeld in strijd met een ander voorschrift uit Bijlage III of Bijlage III A van de EVOA, zal verdachte worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Lees hier de volledige uitspraak.