Vrijspraak overtreding Brzo: gedragingen zijn niet verricht in de sfeer van verdachte en zijn niet aan verdachte toe te rekenen (Drijfmest)

Rechtbank Oost-Brabant 22 december 2017, ECLI:NL:RBOBR:2017:6681

Aan verdachte is onder feit 1 overtreding van art. 5 Brzo 2015 en onder feit 2 overtreding van artikel 7 lid 6 Brzo 2015 ten laste gelegd.
 

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen en eist een geldboete van € 75.000. Indien de rechtbank de tenlastegelegde feiten in de zaak tegen bedrijf (parketnummer 01/995001-17) niet bewezen acht, eist de officier van justitie een geldboete van € 150.000.
 

Het standpunt van de verdediging

De raadsman bepleit vrijspraak. Volgens de verdediging kan niet worden bewezen dat sprake is van opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, en van schuld van verdachte.

Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt verzoekt de raadsman rekening te houden met een aantal straf mitigerende factoren. Er is sprake van vervolging van één en hetzelfde bedrijf door naast verdachte ook bedrijf te vervolgen voor dezelfde tenlastegelegde feiten. verdachte en bedrijf is feitelijk één organisatie met één directeur van één en dezelfde inrichting. Volgens het rapport van TAUW is de materiële schade als gevolg van de biogasemissie zeer beperkt gebleven. Het veiligheidsrisico dat zich heeft voorgedaan was minimaal. Op 11 november 2015 en op 4 en 9 december 2015 zijn medewerkers van het bedrijf en de haar vertegenwoordigende personen gesproken waarbij niet werd voldaan aan de cautieplicht. Tenslotte heeft het bedrijf diverse aanvullende maatregelen genomen om herhaling van het incident te voorkomen.
 

Vrijspraak van feit 1 en 2

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 1 en feit 2 is ten laste is gelegd. De rechtbank overweegt dat het, naar vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (Drijfmest-arrest, HR 21 oktober 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7938), voor de beantwoording van de vraag of verdachte strafrechtelijk aansprakelijk is, van belang is vast te stellen of de gedraging is verricht in de sfeer van de rechtspersoon.

De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen niet zijn verricht in de sfeer van verdachte Volgens het proces-verbaal (p. 10) zijn de activiteiten van verdachte , gericht op de verwerking van kadavers en overige materialen van dierlijke herkomst en zijn de activiteiten van bedrijf bio-energieactieviteiten, die in 2007 op het terrein van verdachte zijn ontplooid (vergisting-, raffinage- en biodieselproductie faciliteit). Dat er volgens de Wabo-vergunningen sprake was van één inrichting, van één organisatie en één directeur en dat sommige werknemers van verdachte ook werkzaamheden verrichtten voor bedrijf doet daar niet aan af. De tenlastegelegde gedragingen zijn naar het oordeel van de rechtbank verricht in de sfeer van bedrijf in het kader van haar productieproces en zijn niet in redelijkheid (ook) aan verdachte toe te rekenen.

De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de tenlastegelegde feiten.

 

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^