Vrijspraak statutair bestuurder Palm Invest. Rb acht wetenschap van strafbare feiten niet bewezen. Ook geen vw opzet.
/Rechtbank Amsterdam 25 februari 2015, ECLI:NL:RBAMS:2015:1575 De rechtbank spreekt de statutair bestuurder van Palm Invest BV vrij van alle ten laste gelegde feiten. De rechtbank acht niet bewezen dat hij wetenschap heeft gehad van de door Palm Invest gepleegde strafbare feiten en ook niet dat hij de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat die strafbare feiten zouden worden gepleegd.
Feiten
De besloten vennootschap Palm Invest BV ontstaat op 27 november 2006. Vestigingsadres is adres 2 te plaats 1. Bestuurder en enig aandeelhouder van Palm Invest is Palm Invest Holding BV. Van die vennootschap is Stichting Administratiekantoor Palm Invest de enig aandeelhouder en bestuurder. Bestuurder van deze stichting is tot 19 januari 2007 persoon 1. Vanaf die datum is dat verdachte. Palm Invest is houder van een bankrekening bij de ABN AMRO Bank met nummer rekeningnummer. Sinds 8 november 2006 is persoon 1 algemeen en onbeperkt bevoegd op deze rekening. Medeverdachten medeverdachte 1 en medeverdachte 2 zijn gemachtigde op deze rekening.
Palm Invest biedt beleggers de mogelijkheid om te investeren in vastgoed op de Palmeilanden in Dubai. Vanaf het eerste moment start Palm Invest een mediaoffensief om beleggers te werven. In dit kader is er onder meer op 26 november 2006 een item over Palm Invest bij het RTL programma 'Business Class'. In dit programma voert verdachte namens Palm Invest het woord over het beleggingsproduct dat Palm Invest op de markt heeft gebracht. Verdachte verklaart in dit programma onder meer in antwoord op vragen van de presentator, zakelijk weergegeven:
- dat Palm Invest in iedere emissie die zij uitgeeft een eigen kapitaal van 20% eigen vermogen plaatst;
- dat de eigen aandeelhouders voor 20% eigen vermogen zorgen;
- dat op het moment dat Palm Invest vastgoed aankoopt in Dubai alles kadastraal wordt ingeschreven;
- dat Palm Invest daarnaast een recht van eerste hypotheek aan een stichting geeft, zodat de obligatiehouders, die ook bij de stichting worden ingeschreven, de rechten van de eerste hypotheken hebben;
- en dat de markt in Dubai de afgelopen 4 jaar een rendement heeft gegeven van tussen de 15 en 20%.
Na de uitzending bij Business Class volgen commercials op RTL 7, advertenties in glossy bladen en reclameborden in de Amsterdam ArenA. Daarnaast heeft Palm Invest een eigen website en een brochure waarmee zij geïnteresseerde beleggers informatie verstrekt over het door haar aangeboden beleggingsproduct. In de brochure van Palm Invest staat onder meer dat Palm Invest zich concentreert op de aankoop van appartementen en villa's op de Palmeilanden in Dubai. Volgens de brochure heeft een investering bij Palm Invest de volgende unieke voordelen.
- Obligaties worden uitgegeven in eenheden van €1.000 met als minimum €50.000;
- De investeerder ontvangt een vaste rente van 9% per jaar (0,75% per maand);
- De rente wordt maandelijks uitgekeerd;
- De looptijd is 3 jaar;
- De emissiekosten bedragen 3%;
- Een onafhankelijke stichting beheert de zekerheden van de door de belegger gedane investering;
- 20% van het totale obligatiefonds is door Palm Invest als eigen vermogen ingebracht. Dit eigen vermogen is achtergesteld t.o.v. de obligatiehouder.
Deze onderdelen staan ook op de website van Palm Invest vermeld als unieke kenmerken van de investering. Via die website kunnen beleggers ook een inschrijvingsformulier downloaden om een obligatieovereenkomst met Palm Invest aan te gaan.
Palm Invest werkt volgens de door haar verstrekte informatie samen met een onafhankelijke stichting die de obligatiehouders zekerheid moet bieden. Deze stichting is de op 15 november 2006 opgerichte Stichting Garantie Gelden Palm Invest, gevestigd op adres 3 te plaats 2. Bestuurder van de stichting is persoon 2. In de eerdergenoemde brochure valt over deze stichting te lezen dat Palm Invest is aangesloten bij de Stichting Garantie Gelden en dat deze is opgericht om de investeerder een maximale zekerheid te bieden. Ook staat in de brochure dat ingeval Palm Invest haar verplichtingen niet kan nakomen, de zekerheden worden aangesproken die zijn ondergebracht bij deze onafhankelijke stichting. De verkoopwaarden van de bezittingen zijn, mede door het ingebrachte en achtergestelde eigen vermogen van Palm Invest, altijd hoger dan de inleg van de obligatiehouders. De Stichting Garantie Gelden neemt namens de obligatiehouder het eerste hypotheekrecht (pandrecht) op het vastgoed, aldus de brochure.
Op 27 november 2006 stort de eerste belegger een inleg van €50.000 en een bedrag van €1.500 emissiekosten op de bankrekening van Palm Invest. Andere beleggers volgen snel. In totaal zullen beleggers in de periode tot aan de inval van de FIOD/ECD op 21 januari 2008 een bedrag van ruim 29 miljoen euro aan Palm Invest overmaken.
In het kader van deze beleggingen sluit Palm Invest met beleggers een schriftelijke overeenkomst tot obligatielening af, zij het in de regel pas nadat de belegger in kwestie het in te leggen bedrag heeft gestort. De obligatieovereenkomsten worden onder andere afgesloten met de beleggers belegger 2 en belegger 3 (overeenkomst van 21 september 2007 voor €50.000), belegger 1 en belegger 6 (overeenkomst van omstreeks 25 januari 2007 voor €50.000), belegger 4 (overeenkomst van 4 juli 2007 voor €50.000) en belegger 5 (overeenkomst van 14 april 2007 voor €80.000). Deze overeenkomsten zijn volgens hun tekst namens Palm Invest ondertekend door verdachte of persoon 1, en namens de Stichting Garantie Gelden Palm Invest door persoon 2. In die overeenkomsten is onder meer de volgende passage opgenomen.
'(1.3) De obligatielening zal door de Vennootschap (hiermee wordt Palm Invest bedoeld) worden aangewend voor de financiering van vastgoed op de Palm Eilanden te Dubai. Palm Invest BV verklaart door ondertekening van deze overeenkomst dat zij de financiële middelen uit de emissie van de Obligaties die haar overeenkomstig de maatschapsovereenkomst ter beschikking worden gesteld, zal aanwenden voor de aanschaf van vastgoed.'
Daarnaast staat in de bepalingen die onder hoofdstuk 3 in de obligatieovereenkomst zijn opgenomen, samengevat, dat er zekerheden zijn gedaan aan de Stichting Garantie Gelden, dat deze stichting die zekerheden beheert ten behoeve van de gezamenlijke obligatiehouders en dat zij deze zekerheden zal uitwinnen ingeval Palm Invest (met inachtneming van de in de overeenkomst genoemde ondergrenzen) haar geldelijke verplichtingen jegens de obligatiehouders niet voldoet.
In het procesdossier bevinden zich meer soortgelijke obligatieovereenkomsten tussen Palm Invest en beleggers. In elk van die overeenkomsten zijn de bovenomschreven bepalingen met betrekking tot de Stichting Garantie Gelden Palm Invest onder hoofdstuk 3 opgenomen. Al deze overeenkomsten zijn blijkens de tekst namens die stichting mede ondertekend door persoon 2.
Uiteindelijk is gebleken dat maar een klein deel van het door de beleggers ingelegde geld is gebruikt om vastgoed van te kopen, welke aankopen bovendien niet binnen de invloedssfeer van Palm Invest vielen, maar onder Palm Invest Dubai Limited, welke vennootschap geen enkele juridische relatie had met Palm Invest. Ook zijn nimmer hypothecaire rechten of andersoortige zekerheden ondergebracht in de Stichting Garantie Gelden Palm Invest en was die stichting in feite een lege huls. Bovendien heeft er nooit een inbreng van 20% eigen vermogen door de aandeelhouders plaatsgevonden. Het merendeel van het door beleggers ingelegde geld is uiteindelijk terecht gekomen op bankrekeningen waarover medeverdachte 2 en/of medeverdachte 1 konden beschikken en/of vervolgens uitgegeven aan bestedingen in de privésfeer van medeverdachte 2 en medeverdachte 1.
Gelet hierop acht de rechtbank, net als de rechtbank Amsterdam en het Gerechtshof Amsterdam in de zaken van medeverdachten medeverdachte 1 en medeverdachte 2, bewezen dat de onder 1 primair ten laste gelegde oplichting en onder 2 ten laste gelegde valsheid in geschrifte door Palm Invest en aanverwante rechtspersonen zijn gepleegd en, net als het Gerechtshof Amsterdam, dat de opzet van Palm Invest hier vanaf de oprichting op was gericht.
De rol van verdachte
Verdachte wordt – net als de daarvoor reeds veroordeelde medeverdachte 1 en medeverdachte 2 – verweten dat hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de door Palm Invest gepleegde strafbare feiten.
Uit het dossier blijkt dat verdachte, voordat hij in dienst trad bij Palm Invest, bij BMW als autoverkoper werkte. Op enig moment in 2006 is hij door medeverdachte 1 gevraagd om obligatieovereenkomsten te verkopen voor Positief Rendement Invest BV. Dit deed hij af en toe in de avonduren. Ook bij Palm Invest was het verkopen van obligaties de voornaamste taak van verdachte. Daarnaast was hij gedurende een groot deel van de ten laste gelegde periode - middellijk - statutair directeur van Palm Invest en vertegenwoordigde hij Palm Invest in de media.
De vraag die resteert, is of verdachte kan worden aangemerkt als feitelijk leidinggever van de door Palm Invest gepleegde strafbare feiten en/of als (mede)pleger van het onder 3 ten laste gelegde witwassen – onder 3 primair ten laste gelegd als gewoontewitwassen en onder 3 subsidiair ten laste gelegd als opzet/schuldwitwassen – van de door beleggers ingelegde gelden.
Standpunt OM
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 primair, 2 en 3 primair ten laste gelegde feiten bewezen moeten worden verklaard. Zij heeft daartoe, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
De feitelijke leiding van Palm Invest was in handen van medeverdachte 2, medeverdachte 1 en verdachte. Verdachte was statutair directeur van Palm Invest en had uit hoofde van die functie een zorgplicht om te controleren of het door beleggers ingelegde geld wel in vastgoed werd belegd, of er wel 20% in het obligatiefonds was ingebracht en of de Stichting Garantie Gelden wel functioneerde. Gelet op het feit dat medeverdachte 2, medeverdachte 1, medeverdachte 3 en verdachte in januari 2008 nog in Dubai zijn geweest om een en ander goed te regelen, staat vast dat verdachte in ieder geval op enig moment moet hebben geweten dat er geen gelden geïnvesteerd werden in Dubai. Dat blijkt ook het feit dat hij in het najaar van 2007 uitgeschreven wilde worden als directeur toen het begon te rommelen. Bovendien wist hij dat medeverdachte 2 en medeverdachte 1 geld als water uitgaven, dat er betalingen aan Agité werden gedaan voor IT werkzaamheden die helemaal niet werden verricht, dat hij buiten de boeken om betaald werden door PID, dat hij er alleen maar was “om effe te tekenen” en dat er helemaal geen 20% eigen vermogen ingelegd kon worden omdat medeverdachte 2 en medeverdachte 1 geen eigen kapitaal hadden na eerdere faillissementen.
Verdachte wist dus dat er zaken fout gingen binnen Palm Invest en heeft niet ingegrepen, terwijl hij als statutair directeur wel de beschikkingsmacht had om in te grijpen. Bovendien had verdachte ook feitelijke zeggenschap, nu hij als commercieel directeur – vaak zelfs persoonlijk – rechtstreeks betrokken was bij de misleiding van cliënten. Op zijn best, als niet kan worden bewezen dat verdachte wetenschap had van de strafbare feiten, heeft verdachte ondanks aanwijzingen van misstanden alles te veel op zijn beloop gelaten, terwijl hij wel de bevoegdheid had om informatie in te winnen en ook maatregelen had kunnen nemen om de fraude te voorkomen. Verdachte heeft daarmee op zijn minst voorwaardelijke opzet gehad op de strafbare feiten.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De raadsman heeft daartoe, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
Verdachte kan niet worden aangemerkt als feitelijk leidinggever van de strafbare gedragingen. Er moet worden voldaan aan drie criteria wil er sprake zijn van feitelijk leidinggeven. Die criteria zijn het wetenschapscriterium, het machtscriterium en het aanvaardingscriterium.
Verdachte heeft geen enkele wetenschap gehad van de door Palm Invest gepleegde oplichting en valsheid in geschrifte, en had die wetenschap ook niet moeten hebben. Verdachte heeft op bepaalde momenten wel vragen gesteld aan medeverdachte 2 en medeverdachte 1, maar kreeg altijd plausibele antwoorden van hen. Daarnaast ontving hij vanuit geen enkele andere hoek signalen dat er iets niet zou kloppen bij Palm Invest. Achteraf is bovendien gebleken dat het altijd de bedoeling van medeverdachte 2 en medeverdachte 1 is geweest dat verdachte en andere medewerkers van Palm Invest niet wisten wat er daadwerkelijk binnen Palm Invest gebeurde. Verdachte is op een geraffineerde wijze door medeverdachte 2 en medeverdachte 1 misleid en hem kan dus geen verwijt worden gemaakt dat hij niet wist wat er daadwerkelijk binnen Palm Invest gebeurde.
Uit de verklaring van getuige 1 zou kunnen worden opgemaakt dat verdachte wel wetenschap had van de strafbare feiten omdat hij de telefoon zou hebben opgenomen bij de Stichting Garantie Gelden. Dit wordt echter ontkracht door de verklaringen van verdachte, medeverdachte 1, medeverdachte 2 en persoon 1. Bovendien kan de verklaring van getuige 1 niet voor het bewijs worden gebruikt, omdat de verdediging niet in staat is gesteld om getuige 1 te horen.
Uit de verklaring van getuige 2 kan bovendien niet worden opgemaakt dat verdachte van hem gehoord had dat persoon 2 spoorloos zou zijn geweest. Juiste lezing van de verklaring van getuige 2 leert dat getuige 2 dat enkel telefonisch met medeverdachte 2 heeft besproken. Het enige dat uit de verklaring van getuige 2 blijkt is dat getuige 2 zijn inleg terug wilde en dat verdachte aanwezig is geweest bij een gesprek daarover tussen medeverdachte 1 en getuige 2. Bij verdachte hoefden niet de alarmbellen te gaan rinkelen op het moment dat één belegger graag zijn inleg terug wil hebben.
Ook aan het machtscriterium wordt niet voldaan. Verdachte was formeel weliswaar statutair directeur van Palm Invest, maar was feitelijk slechts directeur verkoop en voerde alleen uit wat hem door medeverdachte 1 en medeverdachte 2 werd opgedragen. Ook als hij wetenschap had gehad van de door Palm Invest gepleegde strafbare feiten, was hij dus niet in de positie geweest om maatregelen ter voorkoming of ter beëindiging van die strafbare feiten te nemen.
Oordeel rechtbank
Hoewel is gebleken dat verdachte zijn functie als statutair directeur lichtvaardig heeft aanvaard en nooit uitvoering heeft gegeven aan de wettelijke verplichtingen die daaruit voortvloeiden, kan niet worden bewezen dat verdachte al vanaf zijn eerste bemoeienis met Palm Invest op de hoogte was dat de vennootschap enkel was opgericht met het doel om beleggers op te lichten.
Uit de omstandigheden dat verdachte niet heeft gecontroleerd of het belegde geld daadwerkelijk werd geïnvesteerd in Dubai, of er wel 20% eigen vermogen door Palm Invest werd ingebracht en of de Stichting Garantie Gelden Palm Invest wel zekerheden op dat vastgoed kreeg, kan niet zonder meer worden opgemaakt dat verdachte wist of de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er sprake was van oplichting. Verdachte dacht immers dat dit buiten zijn takenpakket lag en dat medeverdachte 2 en medeverdachte 1 hiervoor verantwoordelijk waren. Verdachte heeft ook mogen begrijpen dat deze taken buiten zijn takenpakket lagen, zo blijkt uit de verklaringen van medeverdachte 1 en medeverdachte 2 en andere medewerkers van Palm Invest. Van meet af aan waren medeverdachte 1 en medeverdachte 2 degenen die bepaalden wat er binnen Palm Invest gebeurde en hield verdachte zich alleen bezig met de (leiding van de) verkoop van het product. Dat dit anders zou zijn besproken tussen medeverdachte 2, medeverdachte 1 en verdachte blijkt niet uit het dossier.
Naar het oordeel van de rechtbank moet vervolgens worden bezien of van verdachte meer mocht worden gevergd toen er aanwijzingen van buitenaf kwamen dat wellicht van oplichting sprake was.
Volgens zijn eigen verklaring heeft verdachte in juli/augustus 2007 voor het eerst kennis genomen van het omvallen van de vergelijkbare beleggingsfondsen Golden Sun en Royal Dubai. Naar aanleiding van de informatie die daarover in de media verscheen, gaf ook een aantal (potentiële) beleggers in Palm Invest blijk van onrust. Verdachte heeft dit nieuws volgens zijn eigen verklaring serieus genomen en heeft medeverdachte 2 en medeverdachte 1 om meer informatie gevraagd. Ook op dat moment heeft verdachte zijn verantwoordelijkheid als statutair directeur echter niet genomen. Verdachte had op dat moment moeten onderzoeken of er wel degelijk geld door Palm Invest werd belegd in Dubai en of de overige beloften, te weten de inleg van 20% eigen vermogen en het vestigingen van zekerheden op het vastgoed ten behoeve van de Stichting Garantie Gelden Palm Invest, werden nagekomen. Uit de verklaring van verdachte en de rest van het dossier blijkt dat verdachte ook in die tijd geen besef had van de verplichtingen die aan zijn statutaire functie waren verbonden. Verdachte was voor zijn gevoel én in de praktijk slechts op papier directeur en was slechts verantwoordelijk voor de verkoop van obligaties en het af en toe tekenen van documenten die aan hem werden voorgelegd, terwijl medeverdachte 2 en medeverdachte 1 de daadwerkelijke leidinggevenden waren binnen Palm Invest.
Daarmee staat dus vast dat verdachte, hoewel daartoe alle aanleiding bestond en hoewel dit vanuit zijn functie als statutair directeur wel mocht worden verwacht, geen controle heeft uitgeoefend op medeverdachte 1 en medeverdachte 2 en hetgeen zij met de beleggingsgelden deden, terwijl evenzeer vast staat dat medeverdachte 2 en medeverdachte 1 verdachte en de overige medewerkers van Palm Invest in Nederland niet inlichtten wat er in Dubai met het belegde geld werd gedaan. Daardoor hebben medeverdachte 2 en medeverdachte 1 de situatie gecreëerd waarbij in Nederland te goeder trouw obligaties werden verkocht, terwijl zij de volledige beschikkingsmacht hadden over het binnengekomen geld en deze gelden buiten de beschikkingsmacht van Palm Invest brachten.
Dit is echter onvoldoende om verdachte als feitelijk leidinggever ten aanzien van de gepleegde strafbare feiten aan te merken, nu er onvoldoende bewijs is dat verdachte wist of de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er strafbare feiten werden gepleegd. Het is niet aannemelijk dat verdachte, ook als hij de juiste vragen had gesteld aan medeverdachte 2 en medeverdachte 1, meer te weten was gekomen over de daadwerkelijke besteding van het ingelegde geld. Uit het dossier blijkt immers dat de opvolger van verdachte, medeverdachte 3, die wel is aangesteld om daadwerkelijk als bestuurder op te treden, en die na zijn aanstelling – anders dan verdachte – wel de juiste vragen heeft gesteld, door medeverdachte 2 en medeverdachte 1 eveneens om de tuin is geleid. Ook hij was op het moment van de inval op 21 januari 2008, mede als gevolg van bewuste onjuiste voorlichting door medeverdachte 2 en medeverdachte 1, nog niet tot de conclusie gekomen dat het ingelegde geld slechts in zeer beperkte mate was gebruikt voor de aankoop van vastgoed en dat er sprake was van strafbare feiten.
Ook de omstandigheid dat verdachte gedurende de gehele periode dat hij statutair directeur was niet zelf heeft gecontroleerd of er daadwerkelijk zekerheden op vastgoed werden gesteld ten behoeve van de Stichting Garantie Gelden Palm Invest en of er 20% eigen vermogen werd geïnvesteerd, is gelet op de beperkte taakopvatting van verdachte onvoldoende om hem strafrechtelijk aansprakelijk te achten voor de ten laste gelegde feiten. Uit het dossier blijkt niet dat het niet anders kan dan dat verdachte heeft gemerkt dat er geen activiteit was binnen de Stichting. Die conclusie kan ook niet worden getrokken op grond van de omstandigheid dat verdachte de bestuurder van de Stichting, persoon 2, nauwelijks zag, terwijl deze een groot aantal documenten zou moeten hebben getekend. Uit het dossier blijkt immers dat de Stichting op een ander adres was gevestigd dan Palm Invest. Het voorgaande betekent dat ook dat de enkele verklaring van getuige 2 onvoldoende is om te kunnen bewijzen dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er strafbare feiten werden gepleegd door Palm Invest. Ook het feit dat verdachte wist dat medeverdachte 1 op enig moment voorafgaand aan Palm Invest failliet was gegaan, is hiervoor onvoldoende, nu dit faillissement al dateerde van enkele jaren voor de start van Palm Invest en medeverdachte 1, gezien zijn levensstijl, ook voorafgaand aan de start van Palm Invest, al leek te beschikken over een aanzienlijk vermogen. Voorts acht de rechtbank niet aannemelijk geworden dat verdachte, zoals getuige 1 heeft verklaard, namens de Stichting telefoongesprekken met beleggers heeft gevoerd.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank – anders dan de officier van justitie – het onder 1, primair en subsidiair, 2 en 3 primair ten laste gelegde niet bewezen nu niet kan worden bewezen dat verdachte wetenschap heeft gehad van de gepleegde strafbare feiten. Verdachte dient daarvan te worden vrijgesproken.
Datzelfde geldt voor het onder 3 subsidiair ten laste gelegde witwassen van de door verdachte ontvangen commissie. Ten aanzien van dat feit geldt bovendien dat die commissie van verdachte contractueel was vastgelegd en geen ongebruikelijke beloning was, zodat verdachte dat geld – ook al gebeurde dat in Dubai – in zijn ogen rechtsgeldig ontving. Ook van dat feit dient verdachte dus te worden vrijgesproken.
Nu verdachte zal worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, wijst de rechtbank de voorwaardelijke verzoeken van de verdediging, om medeverdachte 2 en medeverdachte 1 nogmaals als getuige te horen en aanvullende stukken aan het dossier toe te laten voegen, af. Immers is niet voldaan aan de voorwaarden waaronder die verzoeken zijn gedaan.
De rechtbank verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Lees hier de volledige uitspraak.