Vrijspraak van opzettelijk niet verstrekken van inlichtingen aan de Belastingdienst over vermeend buitenlands vermogen: niet kan worden vastgesteld dat verdachte op de hoogte was van het verzoek

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 8 september 2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:5189

Verdachte wordt verweten dat hem per aangetekende brief is verzocht om voor 6 maart 2020 informatie aan de naam te verstrekken over buitenlands vermogen en dat hij opzettelijk niet aan dat verzoek heeft voldaan.

In het dossier is echter geen bewijs aanwezig dat de aangetekende brief van de naam verdachte heeft bereikt.

Uit het dossier blijkt dat door de naam vanaf 14 december 2018 brieven zijn verzonden naar het adres adres 2, waar verdachte volgens de systemen van de naam sinds 1 april 2003 woonde. Een aangetekende brief van 26 juli 2019 is blijkens het dossier niet afgeleverd op voornoemd adres en door verdachte niet afgehaald, waardoor deze retour is gekomen.

Medewerkers van de naam zijn op 19 en 20 februari 2020 driemaal op het voornoemde adres aan de deur geweest om verdachte de finale brief van 20 februari 2020 te overhandigen. In deze finale brief wordt verdachte verzocht voor 6 maart 2020 de gevraagde inlichtingen en bescheiden te verstrekken. Uit de ambtsedige verklaring van de medewerkers van de naam blijkt dat zij geen gehoor kregen; in de woning geen activiteiten waarnamen en dat zich in de brievenbus poststukken bevonden die aan verdachte waren geadresseerd. Op 20 februari 2020 hebben zij vervolgens de brief getekend en gesloten in de bijbehorende brievenbus gedeponeerd. Hierop is geen enkele reactie van verdachte gekomen.

Het is de verantwoordelijkheid van verdachte om zich zodanig in de Gemeentelijke Basis Administratie in te schrijven dat hij vindbaar is voor overheidsinstanties. In beginsel komt een niet juiste registratie in het GBA en de gevolgen daarvan dan ook voor zijn risico. Uit het dossier blijkt echter dat de naam op geen enkele wijze contact heeft gehad met verdachte. Daardoor kan ook niet worden vastgesteld dat verdachte op de hoogte was van het verzoek van de naam om inlichtingen te verstrekken. Gelet daarop kan de rechtbank ook niet vaststellen dat verdachte opzettelijk niet heeft voldaan aan dat verzoek.

Bij deze stand van zaken dient verdachte dan ook te worden vrijgesproken.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^