Vrijspraak van valsheid in geschrifte, witwassen en het niet bijhouden van registers voor handelaren in gebruikte, ongeregelde goederen

Rechtbank Midden-Nederland 17 november 2020, ECLI:NL:RBMNE:2020:5006

Eind 2018 ontvangt de toezichthouder van het Digitaal Opkopers Register van de gemeente Almere (DOR) het bericht dat het bedrijf verdachte B.V. voor de registratie van het inkopen van oud ijzer namen en adressen willekeurig uit de telefoongids haalt. De toezichthouder constateert op dat moment dat in diverse registraties geen voornamen, geboortedata en nummers van een identiteitsbewijs zijn opgenomen. Er zijn uitsluitend achternamen, eventueel voorletters en adressen geregistreerd. Hierop wordt een onderzoek ingesteld naar de registraties van verdachte B.V. in het DOR over de maanden november 2018 en december 2018. Uit het onderzoek komt onder andere naar voren dat vier geselecteerde personen ten tijde van het inkopen van het oud ijzer reeds waren overleden. Daarnaast werd geconstateerd dat er personen waren geregistreerd in het DOR die niet op het in het register vermelde adres woonachtig waren of waren geweest. Verder bleek uit het onderzoek dat er achttien personen in het DOR waren opgenomen die een verklaring hebben afgelegd waaruit volgt dat zij nog nooit oud ijzer hebben verkocht aan verdachte B.V.

Op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting kan echter niet worden vastgesteld dat verdachte wist dat er onjuiste gegevens bij hem werden geregistreerd. Dit maakt dat evenmin kan worden vastgesteld dat verdachte, met die wetenschap, het oogmerk heeft gehad deze gegevens als echt en onvervalst te gebruiken zoals dat onder 1 aan hem is ten laste gelegd. Het voorgaande betekent eveneens dat de onder 2 ten laste gelegde wetenschap bij verdachte over een criminele herkomst van de door hem verkregen goederen dan wel geldbedragen niet kan worden vastgesteld. Voor wat betreft het onder 3 ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat evenmin uit het dossier of het verhandelde ter terechtzitting is gebleken op welke wijze verdachte zich niet aan de betreffende regelgeving zou hebben gehouden voor wat betreft de registratie.

Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen stelt de rechtbank vast dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte B.V. zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1, 2 primair en subsidiair en 3 ten laste gelegde. De rechtbank zal verdachte B.V. algeheel vrijspreken.

Lees hier de volledige uitspraak.


Print Friendly and PDF ^