Vrijspraak van verdenking valsheid in geschrifte door voormalige gemeente-ambtenaar
/Rechtbank Zeeland-West-Brabant 5 maart 2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:1392
Verdachte, een voormalige gemeente-ambtenaar, wordt ervan verdachte dat hij twee besluiten van het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Goes valselijk heeft opgemaakt of vervalst. Verdachte zou (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid een geschrift/document, te weten
- een Besluit tot het verlenen van een gemeentegarantie voor een geldlening van euro 1.400.000,00 van stichting 1; en/of
- een Besluit tot het verlenen van een gemeentegarantie voor een geldlening van euro 6.725.000,00 van stichting 2
hebben opgemaakt, althans laten opmaken en/of ondertekend namens het College van de gemeente Goes als ware die/dat besluit(en) genomen door het College, zulks met het oogmerk om die/dat geschrift(en)/document(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan. Er kan niet worden uitgesloten dat de gang van zaken voorafgaand aan het opmaken van de bewuste besluiten is geweest zoals verdachte heeft verklaard. Verdachte heeft deze besluiten echter namens het college van burgemeester en wethouders ondertekend als concerncontroller. Over het ondertekenen van dergelijke besluiten is in het mandaatbesluit niets opgenomen. In dat geval is alleen het college bevoegd om een besluit te ondertekenen. Verdachte heeft dat bij de politie ook erkend. Ten tijde van het ondertekenen van de besluiten was de functie van verdachte ‘medewerker afdeling Financiën, functie controller’. Hij was in die functie niet bevoegd de besluiten te ondertekenen. Niet is gebleken dat verdachte op het moment van ondertekenen alsnog gemandateerd was. De enkele stelling ter terechtzitting dat hij een mondeling mandaat zou hebben gekregen is onvoldoende. Geen van de personen die daarover gehoord zijn kan zich van een dergelijk mandaat iets herinneren. Verdachte wist dat hij niet tekenbevoegd was, maar gedreven door de spoedeisendheid van de zaak heeft hij toch getekend. De reden hiervoor was wellicht nobel, maar het gaat om de integriteit van overheidsbeslissingen en om de formele juistheid daarvan. Het feit dat de besluiten door verdachte onbevoegd zijn getekend, maakt dat deze besluiten vals zijn. De delictsomschrijving is daarmee vervuld.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft samenvattend verklaard dat hij ter verbetering van de financiële positie van stichting 1 en stichting 2 te Goes het als bestuurslid van deze stichtingen op zich had genomen om onder ongunstige voorwaarden afgesloten leningen waarop gemeentegarantie rustte, om te zetten in leningen met gunstigere voorwaarden. Daartoe had hij aanvragen opgemaakt tot het verkrijgen van gemeentegarantie voor deze nieuwe leningen. Deze aanvragen had hij meegenomen naar de afdeling Financiën van de gemeente Goes, waar hij destijds werkzaam was. Omdat hij het niet integer vond om zelf op deze aanvragen een advies – een primaat – op te stellen had hij zijn leidinggevende verzocht deze aanvragen door een collega te laten behandelen. Dit verzoek werd niet opgepakt, aldus verdachte. De stichtingen hadden enkele ongunstige leningen al opgezegd, zodat deze op bepaalde data moesten worden afgelost. Op 1 maart 2006 moest een lening van stichting 1 worden afgelost. Omdat in februari 2006 de aanvragen nog niet in behandeling waren genomen door een collega, heeft verdachte zich in verband met de inmiddels ontstane spoed genoodzaakt gezien om zelf een primaat op te maken. Hij heeft dit primaat vervolgens op 28 februari 2006 aan de gemeentesecretaris overhandigd met het verzoek om ermee langs de collegeleden te gaan zodat zij het primaat voor akkoord konden paraferen. Op die dag, dinsdag, was er een collegevergadering, zodat alle wethouders aanwezig waren. De burgemeester was er die dag niet. Nadat het primaat voor akkoord geparafeerd terug was gekomen, heeft verdachte de in de tenlastelegging genoemde schriftelijke besluiten opgemaakt en deze namens het college van burgemeester en wethouders, die immers akkoord waren met die besluiten, ondertekend. Vervolgens konden de geldleningsovereenkomsten tussen de bank en stichting 1 en stichting 2 worden ondertekend. De geldleningsovereenkomsten waren al door de bank als eerste getekend. Na het opmaken van de besluiten zijn de geldleningsovereenkomsten vervolgens door de burgemeester en daarna door bestuursleden van de stichtingen getekend. Toen er voor de stichtingen getekend moest worden begreep hij dat daarvoor door twee bestuursleden moest worden getekend. Nadat de voorzitter van de stichtingen had getekend, heeft hij in verband met spoed daarom zelf als tweede bestuurslid de geldleningsovereenkomsten getekend.
De verdediging heeft onder meer naar voren gebracht dat door het vroegtijdig aflossen van de ongunstige leningen en het vervangen van die leningen met gunstigere condities, verdachte de stichtingen en daarmee ook de gemeente een dienst heeft bewezen. Omdat op de oude leningen al een gemeentegarantie rustte, was garantieverlening voor de vervangende leningen volgens de kaderregeling vanzelfsprekend. Er was alleen voordeel voor de gemeente dus het lag voor de hand dat er door de collegeleden zou worden getekend. Verdachte heeft niet getracht zijn handelswijze te verhullen. Daarbij ligt het niet voor de hand dat de burgemeester de geldleningsovereenkomsten zou tekenen indien er geen onderliggend document, dus het primaat met daarop de parafen van de wethouders, was bijgevoegd. Het is veel logischer dat de burgemeester juist beter heeft gekeken omdat hij niet aanwezig was toen het primaat langs ging. Er moet daarom van uitgegaan worden dat er een primaat was.
Uit het dossier blijkt dat de toenmalige burgemeester en een wethouder verklaren dat het niet vreemd is dat verdachte de besluiten heeft ondertekend, maar het blijft onbekend of verdachte tekenbevoegd was.
Verdachte had geen motief om de bedoelde besluiten valselijk op te maken. Het risico dat hij daardoor zou lopen, het verlies van zijn baan, zou hij nooit genomen hebben.
Verdachte heeft in het belang van de gemeente snel moeten handelen. Door de spoedprocedure zijn wat onvolkomenheden in het dossier te vinden. Er zijn rechtsgeldige besluiten genomen. Verdachte heeft zich niet schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift, zodat hij dient te worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte was in de tenlastegelegde periode bij de gemeente Goes werkzaam was als medewerker van de afdeling Financiën, in de functie van controller. Uit de verklaringen van verdachte en diverse getuigen komt naar voren dat de procedure voor het aanvragen van een gemeentegarantie als volgt was. De binnengekomen aanvraag werd door de afdeling Post en Archief doorgestuurd naar de afdeling Financiën. Daar werd de aanvraag toebedeeld aan een medewerker, die een voorstel tot besluit – een primaat – opstelde voor het college van burgemeester en wethouders. Het college kon het primaat paraferen voor ‘akkoord’ of ‘bespreken’. In het eerste geval werd de aanvraag conform het primaat afgehandeld en werd het besluit opgemaakt. Er bestond ook een spoedprocedure, waarin dezelfde stappen werden doorlopen. Een besluit kreeg een besluitnummer en werd aan de besluitenlijst toegevoegd. De besluitenlijst kwam aan de orde in de collegevergadering.
Verdachte heeft verklaard dat hij de aanvraag, het primaat en ook de besluiten zelf heeft opgemaakt.
De rechtbank stelt vast dat de aanvraag voor het verkrijgen van gemeentegarantie voor leningen voor stichting 1 en naam stichting 2 bij de gemeente noch bij stichting 1 en stichting 2 is aangetroffen. Bij de gemeente is evenmin het primaat aangetroffen. De enige stukken die zijn teruggevonden bij de stichtingen en de gemeente met betrekking tot de leningen en de gemeentegarantie zijn de twee in de tenlastelegging genoemde door verdachte opgemaakte en ondertekende besluiten, de twee geldleningsovereenkomsten tussen de bank en stichting 1 en stichting 2, en correspondentie tussen verdachte en de bank.
De geldleningsovereenkomsten zijn in verband met de borgtochtverklaring ondertekend door de burgemeester, en verder door de directeur van de Nederlandse Waterschapsbank en door de voorzitter en verdachte namens stichting 1 en stichting 2.
De rechtbank stelt vast dat de stellingen van verdachte over de door hem opgemaakte aanvraag, het door hem opgemaakte primaat en de gevolgde procedure op basis van het dossier niet kunnen worden weerlegd. Hoewel ten tijde van het ontdekken van het bestaan van de gemeentegarantie op de leningen van de bank aan de stichting 1 en de stichting 2 mogelijk de indruk bestond dat door toedoen van verdachte nieuwe leningen waren verstrekt aan deze stichtingen, waarmee een uitbreiding van de liquide middelen van deze stichtingen had plaatsgevonden, is uit het dossier gebleken dat de op 28 februari 2006 verstrekte leningen eerder afgesloten duurdere (klim)leningen moesten vervangen. In de notulen van vergaderingen van de stichtingen blijkt dat over het vervangen van de bestaande leningen werd gesproken en dat verdachte de taak van het vervangen van deze leningen voor leningen tegen lagere rentetarieven op zich had genomen. Uit jaarstukken van de stichting 2 blijkt dat met een van de nieuwe leningen van de bank in drie tranches daadwerkelijk drie oude leningen zijn afgelost.
De omzetting van de oude leningen in nieuwe leningen tegen lagere rentetarieven was in het voordeel van de stichtingen en daarmee ook in het voordeel van de gemeente die borg stond voor de oude leningen. Daarbij komt dat in de kaderregeling op dit punt is opgenomen dat een gemeentegarantie opnieuw wordt verleend voor een lening, indien deze lening een oudere lening waarvoor gemeentegarantie is verleend vervangt.
Gelet op deze omstandigheden kan niet worden uitgesloten dat het college een primaat waarin dit was verwoord voor akkoord zou paraferen. Voorts kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat er geen primaat is geweest en dat geen sprake is geweest van ondertekening door collegeleden. De collegeleden hebben hier weliswaar geen herinnering aan maar dit kan worden veroorzaakt door het lange tijdsverloop en het feit dat het, tegen de achtergrond van het financiële voordeel voor de gemeente bij de besluitvorming, geen risicovolle besluitvorming betrof. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat er een primaat is geweest. Nadat het primaat was ondertekend heeft verdachte zelf de in de tenlastelegging genoemde besluiten opgemaakt.
De burgemeester heeft de geldleningsovereenkomsten van de stichtingen met de bank in verband met de borgstelling door de gemeente ondertekend. Niet kan worden vastgesteld welke onderliggende stukken de burgemeester voorafgaand aan het ondertekenen heeft gezien. Gelet op de afgelegde getuigenverklaringen over de werkwijze van de burgemeester acht de rechtbank het zeer waarschijnlijk dat hij de besluiten heeft gezien, en mogelijk ook het primaat.
Gezien het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank niet met voldoende zekerheid worden uitgesloten dat de aanvraag en het primaat, die weliswaar niet zijn aangetroffen, wel hebben bestaan. De rechtbank gaat dan ook uit van het bestaan van deze stukken.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat op de in de tenlastelegging genoemde besluiten inhoudelijk en voor akkoord is beslist door het college. In die zin is sprake geweest van rechtsgeldige besluiten.
Het verwijt dat verdachte wordt gemaakt is dat hij de besluiten valselijk en in strijd met de waarheid heeft opgemaakt. Dat is naar het oordeel van de rechtbank, gelet op genoemde rechtsgeldigheid, niet het geval geweest. Voor zover verdachte in zijn toenmalige functie, bij gebreke van een (schriftelijk) mandaat, niet bevoegd was om de besluiten namens het college van burgemeester en wethouders te ondertekenen, maakt dit de inhoud van de besluiten niet vals.
De conclusie van het voorgaande is dat verdachte bij gebrek aan wettig bewijs zal worden vrijgesproken
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde feit.
Lees hier de volledige uitspraak.