Vrijspraak vanwege tegenstrijdige processen-verbaal in politiedossier
/Gerechtshof Amsterdam 22 april 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:1574
De verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een loktelefoon. De raadsman heeft ter terechtzitting primair aangevoerd dat het wettig en overtuigend bewijs van het onder feit 1 ten laste gelegde ontbreekt zodat de verdachte dient te worden vrijgesproken.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu gebruik is gemaakt van een niet geëigend opsporingsmiddel, namelijk een loktelefoon.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder feit 1 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof is van oordeel dat het primaire verweer van de raadsman slaagt.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
In het dossier bevinden zich twee tegenstrijdige processen-verbaal over de persoon op foto nummer 2.Uit het proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2015189675-22 van 2 september 2015 blijkt immers dat de verdachte niet op één van de twee foto’s staat afgebeeld die afkomstig zijn van de betreffende loktelefoon. Deze foto’s bevinden zich ook in het dossier als bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2015189675-21. In laatstgenoemd proces-verbaal verklaart verbalisant [verbalisant] dat hij de verdachte herkent op foto 2, zoals gemaakt door de gestolen loktelefoon.
Voorts volgt uit het dossier (proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2015189675-18) dat bij de verdachte een telefoon is aangetroffen maar dat die aangetroffen telefoon niet de bedoelde lok-telefoon is.
Nu de belastende bevindingen uit het proces-verbaal nummer PL1300-2015189675-21 worden weersproken door de bevindingen uit het eerstgenoemde proces-verbaal, de telefoon niet bij de verdachte is aangetroffen en ook overigens in het dossier onvoldoende bewijsmiddelen voorhanden zijn voor verdachtes betrokkenheid bij de diefstal, dient de verdachte te worden vrijgesproken.
Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht en verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Lees hier de volledige uitspraak.