Vrijspraak voor het opzettelijk niet verstrekken van inlichtingen in verband met een bijstandsuitkering
/Gerechtshof 's-Hertogenbosch 3 november 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:4394 Het hof spreekt de verdachte vrij van het opzettelijk niet verstrekken van inlichtingen in verband met een bijstandsuitkering. Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde niet-opzettelijke variant ontslaat het hof de verdachte van alle rechtsvervolging nu hem daarvan geen rechtens relevant verwijt kan worden gemaakt.
Achtergond
In de bewezen verklaarde periode ontving verdachte een bijstandsuitkering. Teneinde ‘uit de bijstandsuitkering te komen’ vatte verdachte het plan op om als zelfstandige te starten. Hij werd daarbij door of namens de gemeente Breda begeleid door naam 1 van instantie 1, naam 2 van de gemeente Breda, naam 3 van instantie 2 en naam 4 van de gemeente Breda.
De werkzaamheden die verdachte in dat traject zou ontplooien, bestonden onder meer uit het schrijven van boeken met als doel deze te verkopen. Daartoe had verdachte, via stichting 2 en stichting 1 een contract gesloten met uitgeverij. Het hof stelt vast dat de gemeente Breda en de achtereenvolgens bij het traject van verdachte betrokken ambtenaren of door de gemeente ingeschakelde derden hiervan op de hoogte waren. Ter illustratie hiervan kan dienen de omstandigheid dat de gemeente financieel heeft bijgedragen aan de vertaling van één van de door verdachte geschreven boeken, op rekening van stichting 2. Verdachte heeft naar het oordeel van het hof steeds openheid van zaken gegeven over zijn werkzaamheden.
Het hof acht het op basis van het dossier voorts aannemelijk dat de verdachte, zoals hij consequent heeft verklaard, er met de gemeente over heeft gesproken, in de persoon van mevrouw naam 2, dat hij pas (mogelijke) inkomsten uit de verkoop van zijn boeken aan de gemeente zou opgeven, indien deze de daarmee samenhangende uitgaven zouden overstijgen. Die verklaring wordt immers ondersteund door de verklaring van naam 3 alsmede door de hiervoor gememoreerde omstandigheid dat de gemeente ervan op de hoogte was dat verdachte boeken schreef gericht op de verkoop waarbij beoogd werd dat verdachte in de toekomst geen uitkering meer nodig zou hebben. Ook overigens blijkt niet dat de gemeente, indachtig die omstandigheid, ooit bij verdachte heeft geïnformeerd of de door hem geschreven boeken (inmiddels) royalty’s genereerden.
Gelet op deze feiten en omstandigheden kan, naar het oordeel van het hof, aan verdachte geen rechtens relevant verwijt worden gemaakt van hetgeen is bewezen verklaard.
Het verweer slaagt derhalve, zodat het hof verdachte terzake het bewezen verklaarde zal ontslaan van alle rechtsvervolging.
Lees hier de volledige uitspraak.