Werkstraffen en voorwaardelijke gevangenisstraffen in het strafonderzoek Biodiesel
/Een drietal verdachten, respectievelijk 54, 64 en 75 jaar oud, is veroordeeld tot 6 maanden voorwaardelijke gevangenisstraf en werkstraffen van 120 respectievelijk 240 uren, omdat zij in de periode van maart 2007 tot en met augustus 2007 dan wel mei 2009 gezamenlijk valsheid in geschrifte hebben gepleegd en ruim een miljoen euro hebben verduisterd. Daarnaast hebben zij, en de 75-jarige echtgenote van één van hen, zich tot februari 2012 schuldig gemaakt aan het witwassen van geldbedragen.
Naar aanleiding van een aangifte door de Autoriteit Financiële Markten is de FIOD in mei 2010 een onderzoek gestart naar mogelijke malversaties door de drie verdachten rond het project CIG Biodiesel. Er waren obligatieleningen uitgegeven, eerst ter financiering van de bouw en exploitatie van een biodieselfabriek in Oostenrijk, later van een oliemolen/crusher met een afzonderlijke biodieselfabriek. Voor het aantrekken van beleggers was een prospectus opgesteld; een document dat onder andere gebruikt wordt bij een emissie van financiële producten, zoals aandelen, obligaties en beleggingsfondsen. Door Nederlandse en Belgische beleggers is een totaalbedrag van ruim vier miljoen euro in het project geïnvesteerd. Het is echter nooit tot de bouw van een installatie gekomen; op 9 november 2010 is de vennootschap failliet verklaard, zonder dat er met de bouw van een biodieselfabriek of oliemolen was gestart. De beleggers hebben geen geld terugbetaald gekregen.
Valsheid in geschrifte, verduistering en witwassen
De rechtbank constateert dat het prospectus onder meer de voorwaarden van een overeenkomst van lening en de daaraan verbonden rechten en plichten bevatte. Daarmee diende het prospectus tot bewijs van de juistheid van die overeenkomst en bijbehorende rechten en plichten, en was daarmee een geschrift zoals door de wetgever is bedoeld.
In het prospectus was vermeld dat de firma H. meer dan 52 miljoen euro aan hypothecaire lening zou verstrekken. Echter, deze firma beschikte niet over dat bedrag en kon ook geen lening voor dat bedrag verstrekken. De firma H. was eigendom van de 54-jarige en 75-jarige verdachten. In het prospectus hebben verdachten dit dus in strijd met de waarheid vermeld. Verdachten hebben nauw en bewust samengewerkt bij het opstellen van het prospectus. Daarom acht de rechtbank dan ook medeplegen van valsheid in geschrifte bewezen. Ten aanzien van andere in de dagvaarding vermelde firma’s kon niet vastgesteld worden dat verdachten in strijd met de waarheid mededelingen in het prospectus hebben gedaan. Verdachten worden daarvan vrijgesproken.
Opzet?
De rechtbank is er niet van overtuigd dat verdachten, zoals door de officier van justitieis betoogd, de vooropgezette bedoeling hebben gehad de inleggelden niet aan het biodieselproject te besteden. Er zijn in dat kader immers activiteiten verricht en kosten gemaakt. Daarom spreekt de rechtbank verdachten vrij van oplichting. De rechtbankkomt wel tot een bewezenverklaring van verduistering van in totaal bijna 2 miljoen euro, waarvan een deel overigens buiten de tenlastegelegde periode heeft plaatsgevonden. Verdachten hebben geld dat door de beleggers als lening was ingelegd, bij wijze van voorschot aan zichzelf ter beschikking gesteld. Via overboekingen naar bankrekeningen van firma’s waaraan zij waren gelieerd, is het bij verdachten terecht gekomen, en konden zij erover beschikken.
Ook acht de rechtbank bij alle verdachten het witwassen bewezen. Zij hebben geld verworven, voorhanden gehad en daarvan ook gebruik gemaakt, terwijl zij wisten dat het van misdrijf afkomstig was. Voor de echtgenote van één van de verdachten geldt dat zij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de geldbedragen waarover zij kon beschikken, uit enig misdrijf afkomstig waren. Immers, zij was bestuurder van verschillende vennootschappen waarvan er één mede verantwoordelijk was voor het uitbrengen van het prospectus. Zij werd geacht vanuit haar positie als bestuurder zicht gehad te hebben op de geldstromen ten aanzien van het biodieselproject, en had zich moeten afvragen wat de herkomst van die aanzienlijke geldbedragen was. Zij wordt daarom veroordeeld voor schuldwitwassen.
Welke straf?
De rechtbank neemt verdachten met name kwalijk dat zij het vertrouwen van burgers en instellingen in het maatschappelijk verkeer in de juistheid van bepaalde geschriften, én het vertrouwen van de beleggers door een deel van de ingelegde geldbedragen te verduisteren, hebben beschaamd. Verdachten hebben zelf van de opbrengsten van hun misdrijven geprofiteerd en het geld gebruikt voor dagelijks levensonderhoud en luxe privé-uitgaven. Vanwege het tijdsverloop in deze zaak, waardoor de verdachten buiten hun schuld lang in onzekerheid hebben verkeerd, is de redelijke termijn overschreden. De rechtbank compenseert dat in de op te leggen straf. Verder worden de verdachten als first offenders beschouwd. De rechtbank legt daarom geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op, maar een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van twee jaar en daarnaast een werkstraf. Bij 2 verdachten is dat de maximale werkstraf.
Vordering benadeelde partij
Ten slotte, alle benadeelde partijen (142 in totaal) worden om verschillende redenen niet ontvankelijk verklaard in hun vorderingen. Deze worden daarom niet verder besproken.
Bron: De Rechtspraak