Witwassen: “overdragen” vs. “verwerven” of “voorhanden hebben”
/Hoge Raad 9 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1501 Verdachte was werkzaam bij B B.V. en heeft valse facturen ten name van fictieve leveranciers ingevoerd in het zogenoemde “SAP-administratiesysteem” van B waarna op basis van die facturen geld is overgemaakt naar de bankrekeningen van de fictieve leveranciers. Het laten invoeren van de valse facturen heeft het hof gekwalificeerd als verduistering in dienstbetrekking en het door de verdachte “overdragen” van het geld als witwassen. De echtgenoot van de verdachte is onder meer tenlastegelegd dat hij als medepleger betrokken is geweest bij het witwassen door de verdachte maar daarvan is hij door het hof vrijgesproken.
Verdachte is bij arrest van 8 mei 2013 door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden wegens 1) verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd en 2) van het plegen van witwassen een gewoonte maken
Mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, heeft namens de verdachte drie middelen van cassatie voorgesteld.
De Hoge Raad heeft de middelen afgedaan onder verwijzing naar artikel 80a RO.
Eerste middel
Het eerste middel klaagt over de vaststelling door het hof dat de verdachte wist dat alleen bij betalingen boven € 50.000,- dan wel € 100.000,- een “controle” plaats vond door medewerkers van de afdeling Treasury. Deze vaststelling is onbegrijpelijk in het licht van hetgeen de verdediging heeft aangevoerd over de wetenschap bij de medewerkers die de betalingen klaarzetten.
In zijn arrest heeft het hof in zijn bijzondere overwegingen omtrent het bewijs vastgesteld dat de verdachte “ervan op de hoogte was dat bij betalingen hoger dan € 50.000,- dan wel € 100.000,- een extra controle zou plaatsvinden door medewerkers van de afdeling Treasury.” Voor het bewijs heeft het hof gebruikt een schriftelijk bescheid waarin staat dat voor betalingen boven € 100.000,- goedkeuring van de Treasury is vereist (bewijsmiddel 2) en een verklaring van betrokkene 4 dat de verdachte meerdere keren om uitleg of onderbouwing is gevraagd door het hoofd van haar afdeling bij betalingen boven € 100.000,- (bewijsmiddel 12) alsmede een verklaring van betrokkene 5 dat bij betalingen boven € 50.000,- extra controle door de Treasury plaats vond en dat dit algemeen bekend is omdat de laatstgenoemde grens vermeld staat in de procedure die op de server staat (bewijsmiddel 11).
Conclusie AG
De vaststelling van het hof wordt niet onbegrijpelijk doordat ter terechtzitting is aangevoerd dat de grens van € 50.000,- wordt weersproken door bij de rechter-commissaris gehoorde medewerkers en hun leidinggevende. De vaststelling van de feiten is immers voorbehouden aan de feitenrechter en op de uitzonderingen die op deze regel in de rechtspraak zijn gemaakt is geen beroep gedaan.
Het middel faalt.
Tweede middel
Het tweede middel klaagt over de kwalificatie van het onder 2 bewezen verklaarde feit als witwassen.
Conclusie AG
Het middel berust op de veronderstelling dat het door het hof bewezen verklaarde “overdragen” in feite niets anders is dan “verwerven” of “voorhanden hebben” voor welke gevallen de Hoge Raad in inmiddels bestendige rechtspraak een aanvullende motivering eist om de bewezen verklaarde feiten als witwassen te mogen kwalificeren indien de verdachte de voorwerpen uit eigen misdrijf heeft verworven of voorhanden heeft gekregen. In cassatie is niet aangevoerd dat en waarom zich in de onderhavige zaak het bijzondere geval voordoet dat het “overdragen” plaats vindt onder omstandigheden die niet wezenlijk verschillen van gevallen waarin een verdachte die een bepaald misdrijf heeft begaan en die daarmee de door dat misdrijf verkregen voorwerpen verwerft of voorhanden heeft zich automatisch ook schuldig zou maken aan het witwassen van die voorwerpen. Reeds om die reden faalt het middel. Overigens is ook in feitelijke aanleg niet aangevoerd dat en waarom zich in de onderhavige zaak een bijzonder geval zou voordoen, maar de terechtzitting heeft plaats gevonden voordat de Hoge Raad zich uitsprak over de zogenoemde kwalificatieuitsluitingsgrond indien het witwassen uit “overdragen” zou bestaan. In zoverre valt eveneens te begrijpen waarom het hof de kwalificatiebeslissing inzake witwassen niet nader heeft gemotiveerd omdat toentertijd die nadere motivering alleen werd vereist indien het witwassen zou bestaan uit “verwerven” of “voorhanden hebben”, nog afgezien van de vraag of zich een bijzonder geval zou hebben voorgedaan.
In zoverre wijst de AG er ten overvloede op dat uit de bewezenverklaringen van het hof, de bijzondere overwegingen omtrent het bewijs en de door het hof gebruikte bewijsmiddelen kan worden opgemaakt dat de geldbedragen zijn overgemaakt van de rekening van de werkgever van de verdachte – waar zij “als heer en meester over de betalingen heeft kunnen beschikken” zoals het hof in zijn arrest heeft vastgesteld – naar rekeningen van fictieve leveranciers. Een dergelijke gedraging kan al worden aangemerkt als een “gedraging die een op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van die voorwerpen gericht karakter heeft”.
Het middel faalt.
Lees hier de volledige uitspraak.