'Enkele vrolijke gedachten over witwassen en voordeelsontneming'

In de saaie en voor sommigen licht deprimerende donkere dagen ná kerst, hebben wij toch allemaal behoefte aan een enkel opbeurend woord, een verlichtende overweging, een vrolijke noot. Het delict witwassen blijft daarvoor een onuitputtelijke bron van inspiratie. In deze bijdrage richt ik mij meer in het bijzonder op de rechtsfiguur van de “vermenging”, in samenspel met de figuur van het fiscale grondfeit.  Lees verder:

 

Print Friendly and PDF ^

'De met de voordeelontneming corresponderende civiele vordering'

Het Wetboek van Strafvordering kent diverse procedures die moeten voorkomen dat de gewezen verdachte dubbel moet betalen als gevolg van met de ontnemingsmaatregel corresponderende civiele vorderingen of dat gebrek aan verhaalmogelijkheden voor de derde-benadeelde ontstaan. De auteur pleit ervoor dat strafrechters ook tussen derde-benadeelde en verdachte tot stand gekomen civiele vaststellingsovereenkomsten gaan betrekken bij verzoeken om matiging, kwijtschelding of overdracht van het ontnemingsbedrag. Lees verder:

 

Om dit artikel te kunnen raadplegen dient u te zijn geabonneerd op Strafblad. 

 

Print Friendly and PDF ^

Ontnemingsvordering van ruim vijf miljoen toegewezen na veroordeling wegens oplichting. Afwijzing draagkrachtverweer.

Rechtbank Gelderland 5 februari 2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:629 De rechtbank heeft de man vorig jaar veroordeeld voor onder meer oplichting van meerdere personen en rechtspersonen door hen niet-bestaande vorderingenportefeuilles te verkopen. Het Openbaar Ministerie vorderde daarom een bedrag van € 5.126.665,- van de man in verband met het voordeel dat hij door die oplichting zou hebben gehad. De rechtbank acht bewezen dat de man door zijn handelen wederrechtelijk voordeel heeft gehad voor een bedrag van € 5.123.240,19 en heeft bepaald dat de man dit aan de Staat moet betalen.

De raadsman heeft primair afwijzing van de vordering bepleit. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat de vordering zal worden gematigd. De raadsman heeft zich beroepen op de Aanwijzing Afpakken, waarin staat dat een ontnemingsvordering niet wordt ingediend wanneer vaststaat dat de betrokken persoon geen draagkracht heeft en naar redelijke verwachting ook in de toekomst niet zal hebben. De raadsman heeft naar voren gebracht dat veroordeelde op leeftijd is en dat zijn naam besmet is. Bovendien heeft veroordeelde een ernstige ziekte, waarvan het toekomstbeeld niet rooskleurig is. Volgens de raadsman is er geen draagkracht en valt ook niet te verwachten dat veroordeelde dat in de toekomst wel zal hebben.

Ten aanzien van de vordering heeft de raadsman naar voren gebracht dat geen rekening is gehouden met de door de rechtbank toegekende vorderingen van de benadeelde partijen. Verder is veroordeelde niet bevoordeeld door het bedrag dat de benadeelde partij 1 aan hem heeft betaald nu veroordeelde dat geld heeft gebruikt om een schuld van zijn vennootschap te voldoen. Niet veroordeelde maar de vennootschap heeft dus voordeel genoten. De oplichting van benadeelde 2 is niet bewezen verklaard, aldus de raadsman. Dat bedrag dient daarom op de vordering in mindering te worden gebracht.

De rechtbank houdt geen rekening met de vorderingen van de benadeelde partijen die in de hoofdzaak zijn toegewezen nu het vonnis niet onherroepelijk is.

Het verweer van de raadsman dat veroordeelde niet is bevoordeeld door het bedrag dat hij van benadeelde 1 ontving omdat dit bedrag is aangewend voor de betaling van een schuld van de vennootschap wordt verworpen. De rechtbank heeft bewezen geacht dat veroordeelde door zijn handelen benadeelde 1 ertoe heeft bewogen geld naar hem over te maken voor de aankoop van vorderingenportefeuilles. Niet wordt betwist dat benadeelde 1 een bedrag van € 565.000,- heeft betaald aan veroordeelde en geen betalingen van veroordeelde heeft ontvangen. Hieruit volgt dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen van het door benadeelde 1 betaalde geld. Hoe veroordeelde dat geld vervolgens heeft besteed staat daar los van en doet niet af aan het feit dat het geld wederrechtelijk is verkregen.

De raadsman heeft een draagkrachtverweer gevoerd. Hij heeft aangevoerd dat veroordeelde gelet op zijn leeftijd en zijn besmette naam waarschijnlijk niet meer aan werk zal kunnen komen. Bovendien heeft veroordeelde een ernstige ziekte, waarvan het toekomstbeeld niet rooskleurig is. Volgens de raadsman is er geen draagkracht en valt ook niet te verwachten dat veroordeelde dat in de toekomst wel zal hebben.

De rechtbank overweegt dat een draagkrachtverweer, zoals door veroordeelde is gedaan, alleen dan met vrucht aan de orde kan worden gesteld in het ontnemingsgeding, indien aanstonds duidelijk is dat veroordeelde tegen wie de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel gericht is, nu en in de toekomst geen draagkracht heeft of zal hebben. Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende onderbouwd dat van die situatie hier sprake is. De rechtbank neemt hierbij mede in aanmerking dat onvoldoende inzicht is in het vermogen van veroordeelde mede gelet op zijn investeringen in de villa in Thailand. Dat deze villa niet op zijn naam staat maakt dit niet anders. De rechtbank verwerpt daarom het draagkrachtverweer.

Lees hier de volledige uitspraak.

 

Print Friendly and PDF ^

Ontneming: wvv mede ontleend aan de inhoud van de in een pv neergelegde anonieme melding. HR zet motiveringseisen aan gebruik van schriftelijk bescheid houdende de verklaring van een persoon wiens identiteit niet blijkt uiteen.

Hoge Raad 2 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:166

Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft bij arrest van 8 juli 2014 de uitspraak bevestigd van de Rechtbank Limburg van 2 september 2013, waarbij de betrokkene de verplichting is opgelegd om een bedrag van € 49.336,52 aan de Staat te betalen ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.

Namens de betrokkene heeft mr. E. Maessen, advocaat te Maastricht, drie middelen van cassatie voorgesteld.

Middel

Het tweede middel klaagt dat het Hof ten onrechte de beslissing ex art. 36e Sr van de Rechtbank heeft bevestigd, nu de Rechtbank de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel heeft ontleend aan een schriftelijk bescheid houdende een anonieme verklaring en zij in haar uitspraak geen blijk heeft gegeven te hebben onderzocht of de anonieme verklaring betrouwbaar is, noch of aan de verdedigingsrechten van de betrokkene in voldoende mate is tegemoetgekomen, zodat de uitspraak gelet op het bepaalde in art. 511g Sv in verbinding met art. 415 Sv en art. 360, eerste lid, Sv niet in stand kan blijven.

Beoordeling Hoge Raad

Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De Rechtbank heeft geoordeeld dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft genoten. De Rechtbank heeft dit voordeel geschat op € 49.336,52 en aan de betrokkene een betalingsverplichting opgelegd ter hoogte van dit bedrag.

De uitspraak van de Rechtbank houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:

"3. De uitgangspunten voor de beoordeling

Bij (...) vonnis d.d. 2 september 2013 is [betrokkene] veroordeeld wegens onder meer opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, gepleegd op 18 mei 2012.

(...)

4. De bewijsmiddelen

Op 18 mei 2012 is in de kelder van de woning [a-straat 1] te Maastricht een in werking zijnde hennepplantage aangetroffen. Voorts zijn op de zolder van deze woning twee 'growtenten' met hennepplanten aangetroffen. In de kelder stonden 546 planten. Op de zolder stonden in iedere tent 50 planten. Onderzoek wees uit dat het hennepplanten betrof. Op de vloer van de kelder zijn verdroogde resten van hennepplanten aangetroffen. Voorts zijn op de grond in de kelder knipschaartjes met hennepresten aangetroffen. Op de kappen van de armaturen van de assimilatielampen lag stof. Verder zijn diverse lege flacons aangetroffen waarin groei- en bloeimiddel had gezeten, was er sprake van kalkafzetting in een ton met water en was er een perfecte en zeer volle hennepplant met bloem.

Volgens een anonieme tip was er al eerder geoogst. [Met verwijzing naar voetnoot 7, die luidt: Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 juni 2012 op pagina 13.]

Tegenover de politie heeft verdachte verklaard dat de plantage van hem was.

Ter terechtzitting d.d. 19 augustus 2013 heeft verdachte verklaard dat hij voor de woning [a-straat 1] te Maastricht € 2.000,00 of € 2.400,00 huur per maand betaalde, inclusief elektriciteitskosten. [betrokkene 1] , de eigenaar van de woning, heeft verklaard dat hij de woning in mei 2011 aan verdachte heeft verhuurd.

5. De schatting van de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel

5.1

De berekening en de motivering van de schatting

De rechtbank ontleent aan de inhoud van voormelde bewijsmiddelen het oordeel dat [betrokkene] uit de baten van het opzettelijk telen van hennep, voorafgaande aan de op 18 mei 2012 aangetroffen teelt, voordeel heeft gekregen. De rechtbank zal het bedrag, waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vaststellen op € 49.336,52.

Uit voormelde bewijsmiddelen volgt onder meer dat in de door [betrokkene] gehuurde woning aan de [a-straat 1] te Maastricht knipschaartjes met hennepresten zijn aangetroffen en diverse lege flacons waarin groei- en bloeimiddel had gezeten. Ook was sprake van stof op de kappen van de armaturen van de assimilatielampen en van kalkafzetting in een ton met water. Daarnaast is een perfecte en zeer volle hennepplant met bloem aangetroffen, hetgeen - naar de rechtbank als feit van algemene bekendheid aanneemt - bij een eerste oogst allerminst voor de hand ligt. Ten slotte werd er in een anonieme tip melding van gemaakt dat er al eerder was geoogst.

Anders dan de verdediging, is de rechtbank dan ook van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat [betrokkene] een eerdere oogst heeft gehad.

De rechtbank gaat ervan uit dat [betrokkene] in de woning waarin op 18 mei 2012 een hennepkwekerij is aangetroffen, eenmaal eerder hennepplanten heeft geoogst. Zij gaat daarbij uit van hetzelfde aantal hennepplanten dat ook op 18 mei 2012 is aangetroffen, te weten 646 planten."

Uit het vorenstaande volgt dat de Rechtbank de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel mede heeft ontleend aan de inhoud van de in een proces-verbaal van politie neergelegde anonieme melding dat "er al eerder [was] geoogst". Dat proces-verbaal moet in zoverre worden aangemerkt als een schriftelijk bescheid houdende de verklaring van een persoon wiens identiteit niet blijkt als bedoeld in art. 344a, derde lid, Sv.

Indien de rechter in de ontnemingsprocedure de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel mede ontleent aan een schriftelijk bescheid houdende een anonieme verklaring, dient hij overeenkomstig art. 360, eerste lid, Sv in zijn uitspraak ervan blijk te geven te hebben onderzocht of de anonieme verklaring betrouwbaar is, alsmede of aan de verdedigingsrechten van de betrokkene in voldoende mate is tegemoetgekomen. (Vgl. HR 20 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ6002, NJ 2012/412.) Van een dergelijk onderzoek blijkt niet. Nu het Hof de uitspraak van de Rechtbank - die niet voldoet aan de eisen van art. 360, eerste lid, Sv - zonder aanvulling in de zin van art. 423, eerste lid, Sv heeft bevestigd, voldoet ook het arrest van het Hof niet aan die eisen.

Het middel slaagt.

Lees hier de volledige uitspraak.

 

Print Friendly and PDF ^

'Geknutsel in de ontnemingswetgeving'

De ontnemingswetgeving is geen rustig bezit. Sinds de invoering ervan op 1 maart 1993 heeft de wetgever herhaaldelijk aanleiding gezien om wijzigingen in het ontnemingsrecht door te voeren. Zie bijvoorbeeld de vervanging van de vervangende hechtenis door de lijfsdwang, de verruiming van de mogelijkheden tot het leggen van conservatoir beslag om schijnconstructies te doorbreken, de mogelijkheid om ook na de uitspraak in eerste aanleg een nader strafrechtelijk financieel onderzoek in te stellen om te speuren naar vermogensbestanddelen en de introductie van het strafrechtelijk executie-onderzoek. Deze wijzigingen worden positief gewaardeerd, omdat hiermee tegemoet werd gekomen aan in de praktijk ervaren knelpunten of tekortkomingen in het ontnemingsinstrumentarium. Naast dergelijke nuttige wijzigingen heeft de wetgever ook enkele malen aanleiding gezien om in de ontnemingswetgeving wijzigingen aan te brengen waarvan de waarde en betekenis erg diffuus zijn.

Lees verder:

 

Print Friendly and PDF ^