HR herhaalt relevante overwegingen m.b.t. het begrip gezamenlijke huishouding

Hoge Raad 27 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2194

Bij de beoordeling of sprake is van een gezamenlijke huishouding moet worden vooropgesteld dat niet iedere incidenteel verleende zorg de slotsom rechtvaardigt dat sprake is van (wederzijdse) zorg in de zin van artikel 3, derde lid, WWB (oud). De voorwaarde in deze wetsbepaling dat de betrokkenen zorg voor elkaar dragen, strekt ertoe de toepassing van de regeling te beperken tot die gevallen waarin op grond van de omstandigheden van het geval redelijkerwijs mag worden aangenomen dat tussen hen een wederzijdse verzorgingsrelatie bestaat.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Nieuw systeem moet pgb-problemen verhelpen

Het pgb was fraudegevoelig. Van Rijn bedacht een oplossing: het trekkingsrecht. Daarbij wordt het persoonsgebonden budget niet meer vooraf op de rekening van de rechthebbende pgb-houder gestort, maar betaalt de Sociale Verzekeringsbank (SVB) rechtstreeks uit aan de zorgverlener. 

Read More
Print Friendly and PDF ^

Gevangenisstraffen voor echtpaar wegens jarenlange uitkeringsfraude, oplichting en witwassen. Rb: onderhavige strafzaak overstijgt qua ernst de meeste oplichtingszaken.

Rechtbank Limburg 9 augustus 2016, ECLI:NL:RBLIM:2016:6930 en Rechtbank Limburg 9 augustus 2016, ECLI:NL:RBLIM:2016:6924

De rechtbank heeft een 57-jarige man en een 49-jarige vrouw veroordeeld tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen wegens jarenlange uitkeringsfraude, chantage, oplichting en witwassen. Het echtpaar heeft zich aan jarenlange uitkeringsfraude schuldig gemaakt. Zij ontvingen een bijstandsuitkering, maar verzwegen op de rechtmatigheidsformulieren dat zij wel degelijk inkomsten hadden. Die inkomsten ontvingen zij uit de overige, door hen gepleegde strafbare feiten.

Het echtpaar adverteerde op diverse (seks)sites waarbij men zei op zoek te zijn naar een huisvriend, voor seks, maar ook voor financiële hulp. Nadat het eerste contact was gelegd, werd de mannen die reageerden om financiële hulp gevraagd. Ze werden bewogen om grote bedragen over te maken doordat hen ofwel een zielig verhaal op de mouw werd gespeld ofwel doordat zij gechanteerd werden. Het ging daarbij niet om honderden euro’s die werden overgemaakt, maar om tienduizenden euro’s. Een van de slachtoffers heeft het zelfs tweeënhalve ton gekost, een bedrag waar wel uit spreekt tot welke wanhoop de verdachten deze man hebben gedreven.

Strafoplegging

Hoewel de rechtbank niet alle tenlastegelegde oplichtingen heeft kunnen bewijzen, staat vast dat het echtpaar er een ronduit parasitaire levensstijl op nahield. Om een luxe leven te leiden vol met luxegoederen, wekelijkse diverse etentjes in (top)restaurants en andersoortige uitspattingen, zijn zij niets en niemand ontziend te werk gegaan.

De rechtbank stelt voorop dat onderhavige strafzaak qua ernst de meeste oplichtingszaken ver overstijgt. De verdachten hebben niets en niemand ontziend om een luxe leven te leiden. De meeste mensen moeten hard werken om een dergelijke levensstijl erop na te kunnen houden, maar daar voelden de verdachten zich kennelijk te goed voor.

De officier van justitie vergeleek de verdachte met een parasiet of een bloedzuiger, in de zin van een uitbuiter en iemand die op kosten van anderen leeft. De rechtbank kan niet anders concluderen dan dat deze vergelijking zeer passend is.

Voor de bewezenverklaarde feiten legt de rechtbank zes jaar en zes maanden gevangenisstraf aan de mannelijke verdachte op en vijf jaar en zes maanden gevangenisstraf aan de vrouwelijke verdachte. Het verschil wordt verklaard door het feit dat de rechtbank bewezen acht dat de man de kwade genius was en de vrouw verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht vanwege haar verstandelijke beperking en haar afhankelijke persoonlijkheidsstoornis.

De rechtbank legt hiermee een hogere straf op dan door de officier van justitie is ge-eist. Dit doet de rechtbank omdat zij die eis onvoldoende recht vindt doen aan de ernst van de zaak en de persoon van de verdachte. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren resp. een gevangenisstraf van vijf jaar.

Schadevergoeding

Ook worden zij veroordeeld tot terugbetaling van het onterecht ontvangen bedrag aan bijstandsuitkering en tot terugbetaling van de bedragen die zij door chantage en oplichting van hun slachtoffers afhandig hebben gemaakt. Om te bevorderen dat deze schade ook daadwerkelijk wordt vergoed, heeft de rechtbank besloten tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dat betekent dat de staat zich hard zal maken voor de inning van de bedragen ten behoeve van de slachtoffers en daarbij de verdachten vast kan zetten als zij niet betalen.

 

Lees hier de volledige uitspraken:

 

Print Friendly and PDF ^

Bestuurlijke boetes in de socialezekerheidswetgeving: Achtergrond en stand van zaken

De laatste jaren is er veel gebeurd op het terrein van de bestuurlijke handhaving van socialezekerheidswetgeving. Op 1 januari 2013 trad met de ‘Fraudewet’ en het nieuwe Boetebesluit socialezekerheidswetten een betrekkelijk hard boetestelsel in werking. Na een kritische uitspraak hierover van de Centrale Raad van Beroep adviseerde de Raad van State de regering in 2015 zich te bezinnen op de mate van rechtsbescherming bij bestuurlijke beboeting. Een voorstel tot wetswijziging om meer differentiatie aan te brengen in het bestuursrechtelijke boetestelsel is sinds januari 2016 aanhangig, maar van een herbezinning lijkt nog geen sprake. Lees verder:

 

Dit artikel is los te koop via Boom. 

Congres Milieustrafrecht: Trends & Toekomstige Ontwikkelingen.

Klik hier voor meer informatie of om in te schrijven.

 

Print Friendly and PDF ^

Handreiking Uwv is niet bindend voor college: Onderzoek aanvaardbare inbreuk op privacy

De Centrale Raad van Beroep oordeelt in zijn uitspraak van 17 mei 2016 dat de brochure "Inkomen en vermogen in het buitenland, handreiking bij grensoverschrijdend onderzoek en recht op bijstand" van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, niet bindend is voor het college. De inbreuk die het Bureau Sociale Zaken van de Nederlandse Ambassade te Ankara op het privéleven van appellanten heeft gemaakt was niet onevenredig zwaar in verhouding tot het met het onderzoek beoogde doel van het behartigen van het belang van het economisch welzijn van Nederland.

Handreiking

Ingevolge artikel 53a van de WWB is het college bevoegd onderzoek in te stellen naar de juistheid en volledigheid van verstrekte gegevens en zo nodig naar andere gegevens die noodzakelijk zijn voor de verlening dan wel de voortzetting van bijstand. Deze algemene onderzoeksbevoegdheid kan steeds en spontaan worden uitgeoefend ten aanzien van alle bijstandsgerechtigden, zonder dat daartoe een redengevend feit, signaal, grond of vermoeden vereist is. Het staat het college bovendien in beginsel vrij om te bepalen op welke wijze het onderzoek verricht. Dit wordt niet anders gelet op het door appellanten overgelegde "Processchema signaal grensoverschrijdend onderzoek", afkomstig uit de brochure "Inkomen en vermogen in het buitenland, handreiking bij grensoverschrijdend onderzoek en recht op bijstand" (handreiking) van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Gelet op dit processchema mag volgens appellanten pas onderzoek worden verricht als sprake is van een concreet signaal en nadat betrokkene met dat signaal is geconfronteerd. Anders dan appellanten stellen, betreft deze handreiking echter geen beleid en gaat daarvan geen normerende werking uit. Het college is dan ook niet aan deze handreiking gebonden. Appellanten kunnen aan de inhoud van deze handreiking bovendien geen rechten ontlenen. In de handreiking informeert het Uwvbestuursorganen over de wijze waarop het verrichten van onderzoek naar mogelijke inkomens- en/of vermogensbestanddelen buiten Nederland in zijn werk gaat. De handreiking heeft daarmee slechts een informatief karakter (zie ook de uitspraak van 14 juli 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:2279).

Inbreuk privacy

Vaststaat dat de gehanteerde onderzoeksmiddelen een inbreuk vormden op het recht op respect voor het privéleven van appellanten. Volgens vaste rechtspraak (bijvoorbeeld de uitspraak van 25 oktober 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BU3307) biedt de in artikel 53a vermelde onderzoeksbevoegdheid hiervoor een wettelijke grondslag in de zin van artikel 8, tweede lid, van het EVRM.

De inbreuk die het Bureau Sociale Zaken van de Nederlandse Ambassade te Ankara op het privéleven van appellanten heeft gemaakt door de gehanteerde onderzoeksmiddelen was niet onevenredig zwaar in verhouding tot het hiervoor beschreven met het onderzoek beoogde doel van het behartigen van het belang van het economisch welzijn van Nederland. Het raadplegen van het internet en het onderzoek bij een afdeling onroerend zaakbelasting van een gemeente in Turkije, vormden onder de gegeven omstandigheden een beperkte en aanvaardbare inbreuk op het recht op respect voor het privéleven vanappellant. Het al dan niet beschikken over een onroerende zaak vormt immers maar een zeer bescheiden, vooral uiterlijk en weinig privé onderdeel van het privéleven vanappellant. De stelling van appellant in dit kader dat het opvragen van gegevens bij overheidsorganisaties in Turkije door het Internationaal Bureau Fraude-informatie (IBF) onrechtmatig was, omdat het IBF geen bevoegdheid in Turkije heeft, slaagt niet. Het IBF heeft enkel verzocht om gegevens die vervolgens al dan niet door die organisaties zijn gegeven. Niet is gebleken dat de IBF de afdeling OZB op enige wijze heeft bewogen om de gegevens te verstrekken. Appellant heeft niet onderbouwd dat het enkele vragen om, en vervolgens in ontvangst nemen van gegevens door het IBF onrechtmatig is.

 

Lees hier de volledige uitspraken van het Centrale Raad van Beroep:

 

Print Friendly and PDF ^