Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een milieudelict, door de opslag van een grote hoeveelheid goederen op de onbeschermde bodem van het erf en het weiland bij zijn woning

Gerechtshof Amsterdam 21 oktober 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:4314 (gepubliceerd op 9 augustus 2016)

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een milieudelict, door de opslag van een grote hoeveelheid goederen op de onbeschermde bodem van het erf en het weiland bij zijn woning. De verdachte heeft objecten opgeslagen en daarbij geen oog gehad voor de nadelige gevolgen voor het milieu die daaruit konden voortvloeien. Hij heeft daarmee de zorgplicht in de zin van de Wet bodembescherming geschonden.

De verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat hij zich niet schuldig heeft gemaakt aan het hem ten laste gelegde. Hij heeft daartoe, kort en zakelijk weergegeven, aangevoerd dat de door hem neergelegde goederen niet verontreinigend waren voor de bodem, dan wel dat hij maatregelen genomen heeft ter voorkoming van bodemverontreiniging.

Dit verweer wordt echter, voor wat betreft de bewezenverklaring, door de inhoud van de bewijsmiddelen weerlegd. Daarbij geldt dat, ook als olie is gelekt op de betonnen bestrating van het erf, zoals de verdachte heeft gesteld, deze (elders) in de bodem kan komen en deze kan verontreinigen. De verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (pagina 21van het dossier) hebben waargenomen en bij ambtsedig proces-verbaal gerelateerd, dat de verbrandingsresten op en in de bodem lagen en dat geen bodem beschermende maatregelen waren getroffen.

Het standpunt van de verdachte, dat een groot deel van de door hem verzamelde objecten als kunst dient te worden beschouwd, wat daar ook van zij, ontslaat hem niet van de verplichtingen die de Wet bodembescherming oplegt aan een ieder die op of in de bodem handelingen verricht in de zin van die wet.

Voorts kan de omstandigheid dat de gemeente na het bezoek aan het erf van de verdachte op 21 en 28 april 2011 niet (meer) handhavend is opgetreden, het gedrag van de verdachte, anders dan hij meent, evenmin verontschuldigen.

Verdachte wordt veroordeeld tot een geldboete van € 1.000 waarvan € 500 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar wegens overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 13 van de Wet Bodembescherming, opzettelijk begaan.

 

Lees hier de volledige uitspraak.

 

Print Friendly and PDF ^