Veroordeling wegens overtreding van enkele bepalingen van de Flora- en faunawet. Vrijspraak deelname aan criminele organisatie. Toepassing gunstigere bepalingen Wet Natuurbescherming.

Rechtbank Amsterdam 17 mei 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:3386

Op 21 november 2013 heeft de Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek een anonieme brief ontvangen waarin stond vermeld dat een zekere “naam 1” op een wildbarbecue heeft verteld dat hij zijn jachtakte was kwijtgeraakt en dat hij sindsdien met een vriend stroopt. Op 29 september 2014 is een anonieme melding binnengekomen via het meldpunt Meld Misdaad Anoniem dat de jachtakte van medeverdachte 1 is ingetrokken en dat bekend is dat hij desondanks bijna dagelijks naar de Veluwe rijdt om te jagen.

Uit een GBA-bevraging is de naam van medeverdachte medeverdachte 1 naar voren gekomen en uit verder onderzoek blijkt dat zijn jachtakte inderdaad is ingetrokken en dat hij bekend staat onder de roepnaam “naam 1”. Hierop is het onderzoek 09Bosduif gestart, waarbij uiteindelijk verschillende verdachten in beeld zijn gekomen. De meeste verdachten wordt – kort samengevat – verweten dat zij in wisselende samenstelling met vuurwapens hebben geschoten op beschermde diersoorten en/of dat zij deze dieren hebben gevangen. De meesten van hen hebben dit gedaan zonder dat zij in het bezit waren van een jachtakte.

Daarnaast wordt een aantal van hen verweten dat zij wapens en/of munitie voorhanden hebben gehad. Tot slot zouden een aantal verdachten een criminele organisatie hebben gevormd met als gezamenlijk doel het gestroopte wild te gebruiken voor de jaarlijkse wildbarbecue, die in 2015 voor de zesde keer zou plaatsvinden.
 

Verdenking

Verdachte wordt er – na wijziging van de tenlastelegging op de zitting van 17 april 2018 – van beschuldigd dat hij zich (tezamen en in vereniging met anderen) heeft schuldig gemaakt aan

1. het (opzettelijk) onder zich hebben van (producten van) een wild zwijn op 4 juni 2015 en 15 juni 2015;

2. het deelnemen aan een criminele organisatie in de periode van 1 januari 2014 tot en met 17 augustus 2015.
 

Verhouding Ffw en Wet natuurbescherming

De Ffw is sinds 1 januari 2017 opgevolgd door de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb). Voor deze zaak is er een relevante wijziging. Dit is de introductie van het opzetvereiste in de Wnb. Door het opnemen van opzet in het equivalent van artikel 13 Ffw (nu artikel 3.38 Wnb) is opzet bestanddeel geworden van de delictsomschrijving. Dit betekent dat niet-opzettelijke handelingen (overtredingen), zoals bedoeld in die artikelen, niet langer strafbaar zijn. Anders dan de officier van justitie in haar requisitoir lijkt aan te nemen, geldt voor deze economische delicten in de opzet-variant bovendien dat de strafbepaling nu opzettelijk moet zijn overtreden (zogenoemd ‘boos opzet’) en niet, zoals gebruikelijk in het ordeningsrecht en vóór 1 januari 2017 gold, dat het opzet alleen gericht hoefde te zijn op de bestanddelen van de strafbepaling en niet op het wederrechtelijke karakter van de gedragingen (zogenoemd ‘kleurloos opzet’).

Omdat de wet in de periode, gelegen tussen het begaan van de verweten gedragingen en de dag van dit vonnis, gewijzigd is, en die wijzigingen zonder twijfel voortvloeien uit een gewijzigd inzicht van de wetgever over de strafwaardigheid van deze feiten, worden op grond van artikel 1, tweede lid Sr de voor verdachte gunstigere verbodsbepalingen van de Wnb toegepast.
 

Beoordeling rechtbank
 

Vrijspraak feit: deelname aan een criminele organisatie

De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie. De officier van justitie heeft aangevoerd dat dit wel het geval is, maar de raadsman stelt dat niet aan de juridische vereisten van een criminele organisatie wordt voldaan en verdachte al helemaal niet als deelnemer kan worden gekwalificeerd.

Onder ‘organisatie’ in de zin van artikel 140 Sr wordt verstaan een samenwerkingsverband tussen ten minste twee personen met een zekere duurzaamheid en structuur. Aanwijzingen voor het bestaan van een dergelijk samenwerkingsverband kunnen bijvoorbeeld zijn gemeenschappelijke regels, het voeren van overleg, gezamenlijke besluitvorming, een taakverdeling, een bepaalde hiërarchie en geledingen.

In deze zaak is onvoldoende gebleken dat sprake is van zo’n samenwerkingsverband. Het stropen en overdragen van wapens gebeurde weliswaar veelvuldig, waarbij medeverdachte medeverdachte 1 vaak als initiatiefnemer optrad, maar het gebeurde steeds in wisselende samenstellingen en op verschillende manieren. Het waren losse handelingen van individuen die onderling geen regels of afspraken hadden. Voor zover er al enige samenwerking was, bijvoorbeeld door middel van het vormen van een WhatsApp-groep, dan zag deze samenwerking op de gezamenlijke organisatie van een jaarlijkse wildbarbecue. Het enkele feit dat individuen uit een groep – al dan niet gezamenlijk met andere groepsleden – misdrijven plegen betekent echter niet automatisch dat het oogmerk van die groep ook gericht is op het plegen van die of andere misdrijven. Uit het dossier en het verhandelde op de zitting blijkt bovendien onvoldoende dat het gezamenlijke stropen hoofdzakelijk werd gedaan ter bevoorrading van de wildbarbecue. Kortom, de rechtbank acht niet bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie in de zin van artikel 140 Sr. Verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.
 

Bewezenverklaring

Medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 13, eerste lid, Flora- en faunawet, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.
 

Strafoplegging

  • Een geldboete van € 2.500, waarvan € 2.000 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

 

Lees hier de volledige uitspraak.

 

Print Friendly and PDF ^