Aanwenden rechtsmiddel door NN-verdachte. HR handhaaft eerder standpunt.
/Hoge Raad 7 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2915 Het Gerechtshof Amsterdam heeft verdachte op 26 juni 2012 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie dagen voor feit 2 primair: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen en medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Mr. J.W. Soeteman, advocaat te Amsterdam, heeft cassatie ingesteld. Mr. W.H. Jebbink, advocaat te Amsterdam heeft een schriftuur ingezonden, houdende een middel van cassatie.
Middel
Namens de verdachte wordt in de schriftuur uitvoerig beargumenteerd het standpunt ingenomen dat de verdachte kan worden ontvangen in het cassatieberoep, hoewel zij dat beroep heeft ingesteld zonder haar persoonsgegevens bekend te maken.
Beoordeling Hoge Raad
De aangevoerde gronden vormen voor de Hoge Raad geen aanleiding terug te komen van zijn in het arrest van 27 februari 2001 (ECLI:NL:HR:2001:AB0259, NJ 2001/499) en nadien gewezen arresten gegeven oordeel. Dat oordeel houdt in dat uit de art. 449-452 Sv, welke bepalingen de wijze regelen waarop rechtsmiddelen dienen te worden aangewend, moet worden afgeleid dat een verdachte te wiens laste een rechterlijke beslissing is gewezen waarin hij op andere wijze dan bij name is aangeduid, geen rechtsmiddel tegen een einduitspraak kan aanwenden anders dan onder bekendmaking van zijn persoonsgegevens.
Het Hof heeft de verdachte in het bestreden arrest aangeduid als "NN1290320071650". Blijkens de akte van cassatie heeft de verdachte het beroep ingesteld onder "NN1290320071650". Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen kan een verdachte een rechtsmiddel slechts aanwenden onder bekendmaking van zijn persoonsgegevens. Nu de verdachte dit heeft nagelaten, kan zij in het cassatieberoep niet worden ontvangen.
De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Lees hier de volledige uitspraak.