Advies AG aan Hoge Raad: veroordelingen van bedrijf en zijn bestuurder voor dodelijk ongeluk mestsilo Makkinga in stand laten

De veroordeling van een bedrijf dat zich bezighoudt met het mixen en pompen van mest en de bestuurder van dit bedrijf wegens een dodelijk ongeluk bij het schoonmaken van een mestsilo in Makkinga in 2013, dient in stand te worden gelaten. Dat adviseert advocaat-generaal (AG) Keulen de Hoge Raad.

De zaak

De zaak betreft de tragische gebeurtenissen op 19 juni 2013 in Makkinga. Bij het schoonmaken van een mestsilo kwamen drie mensen om het leven en raakte één persoon zwaar gewond. Het OM vervolgde het bedrijf en zijn bestuurder wegens overtreding van de Arbeidsomstandighedenwet. Het gerechtshof veroordeelde beide verdachten. Volgens het hof is de bestuurder in ernstige mate tekortgeschoten in zijn zorgplicht voor de medewerkers. Hij werd veroordeeld tot een jaar voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van 240 uur. Het bedrijf kreeg een boete van 100.000 euro opgelegd. In beide zaken werd beroep in cassatie ingesteld.

Cassatieklachten

De advocaat van beide verdachten vraagt de Hoge Raad de veroordeling door het hof te vernietigen. De ingediende cassatieklachten gaan grotendeels over de onderbouwing van de bewezenverklaring. Volgens de verdediging is het gevaar niet veroorzaakt door het bedrijf. Het gevaar zou zijn ontstaan doordat spuiwater, een afvalproduct van luchtwassers in varkenstallen, aan de mest in de silo was toegevoegd, terwijl dit niet aan het bedrijf was gemeld. 

Standpunt AG

Volgens de AG gaat deze cassatieklacht niet op. Het hof heeft op grond van deskundigenonderzoek vastgesteld dat het toevoegen van spuiwater weliswaar kon leiden tot nog hogere concentraties van levensgevaarlijke gassen, maar dat dit niet wegneemt dat de hoeveelheid mest die in de silo aanwezig was op zichzelf al voldoende was om te kunnen spreken van levensgevaar of gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid. Volgens het hof hebben het bedrijf en zijn bestuurder in de bedrijfsvoering onvoldoende maatregelen getroffen om de werknemers van het bedrijf te beschermen tegen dit gevaar. Zo waren geen maatregelen getroffen om doeltreffend hulp te kunnen bieden bij direct gevaar. De AG vindt dat het hof voldoende heeft gemotiveerd dat het bewezenverklaarde gevaar door de gedragingen van het bedrijf is veroorzaakt.

Ook een andere klacht die in cassatie is aangevoerd dient volgens de AG te worden verworpen. De veroordelingen kunnen wat hem betreft dan ook in stand blijven.

Vanwege de duur van de procedure adviseert de AG de Hoge Raad de opgelegde straffen iets te verminderen.

Uitspraak Hoge Raad

De uitspraak van de Hoge Raad is voorlopig bepaald op 16 juni a.s. 

Conclusies

Print Friendly and PDF ^