Afdeling: FIOD mag persoonsgegevens aan Belastingdienst verstrekken
/Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 13 november 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4603
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft een oordeel over het verstrekken van persoonsgegevens door de FIOD aan de Belastingdienst.
De Belastingdienst weigerde de persoonsgegevens te verwijderen. De persoonsgegevens waren door de FIOD verzameld in een strafrechtelijk onderzoek naar de belastingadviseur van appellant. De FIOD heeft van de adviseur onder meer gegevens van zijn cliënten gevorderd. Drie medewerkers van de Belastingdienst/Grote Ondernemingen en Belastingdienst/Particulieren hebben de FIOD bijgestaan in het opsporingsonderzoek en hebben toegang gekregen tot de gegevens van de cliënten van de adviseur. De drie medewerkers hebben uit die gegevens een selectie gemaakt, waartoe ook de persoonsgegevens van appellant behoorden. De FIOD heeft de over appellant geselecteerde gegevens aan de Belastingdienst verstrekt. De inspecteur heeft de persoonsgegevens vervolgens gebruikt om nadere aanslagen aan appellant op te leggen.
De Afdeling is van oordeel dat de gegevens gelet op het doel van belastinginning rechtmatig zijn overgedragen aan de belastingdienst. Zowel de selectie als de verstrekking van de persoonsgegevens door de FIOD aan de Belastingdienst waren nodig voor het vervullen van een taak van algemeen belang, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, aanhef en onder e, van de AVG.
De Afdeling wijst op artikel 6 van het Bpbo en de bijbehorende Nota van toelichting (Stb. 2009, 305, blz. 28) bij het Bpbo. Hierin staat:
"[…] dat de verstrekking van politiegegevens aan de orde [is] ten behoeve van de uitvoering van wetgeving. Zo heeft bijvoorbeeld de Belastingdienst de informatie uit een fiscaal fraudeonderzoek van de FIOD-ECD nodig voor de belastingheffing en -inning. […] Indien bijvoorbeeld tijdens een huiszoeking de administratie van een administratiekantoor in beslag wordt genomen, waarbij blijkt van klanten met een zwarte rekening in het buitenland, kan worden besloten tot een deels strafrechtelijke, deels bestuursrechtelijke aanpak van de betreffende rekeninghouders. Voor de bestuursrechtelijke aanpak is dan de overdracht van de betreffende persoonsgegevens aan de Belastingdienst noodzakelijk."
De Afdeling acht de selectie en verstrekking van de persoonsgegevens van appellant in dit geval noodzakelijk en evenredig. Niet is gebleken dat dit doel in redelijkheid op een andere, minder nadelige wijze kan worden verwezenlijkt. De Afdeling is van oordeel dat de minister terecht het verzoek van appellant om wissing van de persoonsgegevens heeft afgewezen.
Het hoger beroep is ongegrond.
Lees hier de volledige uitspraak.