Verduistering: wanneer is sprake van een voortgezette handeling?

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 28 augustus 2024, ECLI:NL:RBZWB:2018:5093

Verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim een jaar schuldig gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking, en heeft daarbij in totaal ruim één miljoen euro van zijn werkgever weggenomen. Hij heeft daarbij misbruik gemaakt van zijn functie als financieel directeur bij B.V. 2 en het door zijn werkgever in hem gestelde vertrouwen, door op slinkse wijze geldbedragen naar zijn eigen bankrekening en naar die van anderen uit zijn omgeving over te (laten) maken. Tevens heeft hij zich schuldig gemaakt aan de voortgezette handeling van witwassen van dit geld. Het buitgemaakte geld heeft hij onder andere uitgegeven aan reizen en aanschaf van bitcoins en andere cryptovaluta. 

Strafbaarheid

Met betrekking tot het standpunt van de verdediging dat artikel 56 Sr van toepassing is, overweegt de rechtbank dat volgens recente jurisprudentie van de Hoge Raad, in een aantal op 20 juni 2017 gewezen arresten (onder meer ECLI:NL:HR:2017:1113), voor de vraag of er sprake is van een voortgezette handeling in de zin van artikel 56 Sr bepalend is of de verschillende bewezen verklaarde, elkaar in tijd opvolgende gedragingen - ook ten aanzien van het ‘wilsbesluit’ - zo nauw met elkaar samenhangen dat verdachte daarvan (in wezen) één verwijt kan worden gemaakt. In de onderhavige zaak zijn de verduisterde geldbedragen weliswaar op verschillende momenten en op verschillende wijzen witgewassen, maar dit witwassen moet in het onderhavige geval als een voortgezette handeling in de zin van artikel 56 Sr worden beschouwd. Het verduisteren van geldbedragen en het vervolgens witwassen van die geldbedragen zijn handelingen die naar het oordeel van de rechtbank in de kern genomen voortkomen uit één ongeoorloofd wilsbesluit van verdachte. Daarbij neemt de rechtbank mede in aanmerking dat het witwassen feitelijk betrekking heeft op het op diverse manieren gebruik maken van het verduisterde geld, waarbij niet gebleken is van bijzondere witwasconstructies. Het betreffen gelijksoortige en elkaar in tijd opvolgende gedragingen, waardoor de verschillende bewezen geachte gedragingen, ook ten aanzien van het wilsbesluit, zo nauw met elkaar samenhangen dat verdachte daarvan één verwijt kan worden gemaakt. Bovendien gaat de rechtbank er van uit dat verdachte de geldbedragen niet heeft verduisterd om vervolgens niets met het geld te gaan doen.

Bewezenverklaring

  • Feiten 1 en 2: De voortgezette handeling van verduistering door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd, en witwassen.

Strafoplegging

  • 48 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^