Afdeling zet streep door vermeend zakelijk samenwerkingsverband Wet Bibob
/Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 22 januari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:214
De burgemeester van Kerkrade heeft een aanvraag van EatGreek B.V. voor een Drank- en Horecawetvergunning (nu: Alcoholwetvergunning) geweigerd. Dit besluit was gebaseerd op een advies van het Landelijk Bureau Bibob (LBB). Volgens de burgemeester bestond een ernstig vermoeden dat de vergunning zou worden gebruikt om strafbare feiten te plegen, mede vanwege de vermeende betrokkenheid van de verhuurders van het pand (appellanten) bij schuldwitwassen. Appellanten hebben hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing.
Standpunt van de burgemeester
De burgemeester stelde dat er een zakelijk samenwerkingsverband bestond tussen EatGreek en appellanten. Dit verband zou risico’s met zich meebrengen omdat appellanten mogelijk betrokken waren bij strafbare feiten, zoals schuldwitwassen van inventaris afkomstig van het failliete Simply Greek B.V. Deze feiten zouden een ernstig gevaar vormen in de zin van artikel 3, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet Bibob.
Standpunt van appellanten
Appellanten betoogden dat er geen sprake was van een zakelijk samenwerkingsverband, maar slechts van een gewone huurrelatie. Ook betwistten zij de conclusies van het Bibob-advies, met name het vermoeden van schuldwitwassen. Volgens hen was de weigering van de vergunning onterecht.
Oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak
De Raad van State oordeelde dat het enkele feit dat appellanten een horecapand en inventaris verhuren aan EatGreek, onvoldoende is om een zakelijk samenwerkingsverband met een duurzaam karakter aan te nemen. Het gezamenlijke optreden in de bezwaarprocedure en de huurrelatie wijzen niet op samenwerking in de bedrijfsvoering van EatGreek. De burgemeester heeft niet voldaan aan zijn vergewisplicht om zorgvuldig te beoordelen of het Bibob-advies de conclusies kan dragen.
Verder stelde de Raad van State vast dat zelfs als sprake zou zijn van schuldwitwassen, niet duidelijk is hoe dit samenhangt met de activiteiten waarvoor de vergunning is aangevraagd. Er is niet aannemelijk gemaakt welke strafbare feiten met de vergunning gepleegd zouden kunnen worden.
Conclusie
De burgemeester heeft de vergunning ten onrechte geweigerd. De Raad van State vernietigde zowel het besluit van de burgemeester als de eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De burgemeester is opgedragen een nieuw besluit te nemen en de vergunning te verlenen, tenzij er andere beletselen bestaan.
De burgemeester is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en griffierechten, samen ruim € 4.400.
Lees hier de volledige uitspraak.