Afpersing Ahold Delhaize: Vordering BP niet-ontvankelijk nu vordering slechts als "statement" diende te worden gezien
/Rechtbank Noord-Holland 21 februari 2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:1269
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing van Ahold en een drietal filialen van Albert Heijn. Verdachte heeft in november 2016 dreigmails naar Ahold verzonden waarin hij Ahold heeft gesommeerd een bedrag van €377.777 over te maken naar het in de dreigmail genoemde bitcoinadres. Verdachte heeft daarbij gedreigd producten in filialen van Albert Heijn te zullen vergiftigen met een middel dat bij inname kan leiden tot de dood, indien het geldbedrag niet (tijdig) zou worden betaald.
Door verdachte is aangevoerd dat hij – onder bedreiging – weliswaar bepaalde handelingen voor een ander heeft verricht die naar verdachte leiden, maar dat hij niets met de poging tot afpersing van Ahold te maken heeft. De rechtbank heeft dat niet geloofwaardig geacht. Daarnaast heeft verdachte op het darkweb templates en een zelfgemaakte handleiding aangeboden en verkocht die bestemd waren voor het namaken van bankbiljetten.
Verdachte wordt vrijgesproken van oplichting van Apple nu het dossier onvoldoende bewijs bevat om te concluderen dat verdachte degene is die met één van de ten laste gelegde oplichtingsmiddelen als bedoeld in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) Apple heeft bewogen tot het leveren van de Macbook.
Op 16 september 2015 is met behulp van het Apple account van aangeefster en haar daaraan gekoppelde creditcard door een ander dan aangeefster een Apple Macbook Air besteld bij Apple ter waarde van €1.249. Op de factuur stond als afleveradres het adres van verdachte en als geadresseerde voornoemde aangeefster vermeld. De Macbook is, nadat op internet een marktplaatsadvertentie was aangetroffen waarin de Macbook ter ruiling werd aangeboden, in het kader van een pseudoruil, op 13 december 2016 onder verdachte in beslag genomen. Verdachte heeft verklaard dat hij de Macbook van naam, die hij via het internet kent, heeft ontvangen als een toekomstige vergoeding voor het maken van software.
Hoewel het – minst genomen – opmerkelijk is dat verdachte in het bezit was van een Macbook die met behulp van andermans Apple account en de daaraan verbonden creditcard (en dus middels oplichting) is geleverd, terwijl verdachte ter terechtzitting ook heeft verklaard geïnteresseerd te zijn in creditcardfraude, bevat het dossier onvoldoende bewijs om te concluderen dat verdachte degene is die met één van de ten laste gelegde oplichtingsmiddelen als bedoeld in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) Apple heeft bewogen tot het leveren van de Macbook. De rechtbank is dan ook met de raadsman van oordeel dat verdachte van de ten laste gelegde oplichting dient te worden vrijgesproken.
Vordering benadeelde partij
De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding van €24.939 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering. Bij het formuleren van haar standpunt heeft de officier van justitie toegelicht dat de benadeelde partij de vordering tot schadevergoeding enkel heeft ingediend als ‘statement’ om verdachte duidelijk te maken hoeveel schade het ten laste gelegde feit heeft veroorzaakt.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, primair gelet op de bepleite vrijspraak en subsidiair nu de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de benadeelde partij, gelet op de mededeling van de officier van justitie dat de vordering tot schadevergoeding in deze strafprocedure slechts als ‘statement’ moet worden gezien, niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
Bewezenverklaring
Feit 1: poging afpersing, meermalen gepleegd;
Feit 2: het vervaardigen en voorhanden hebben van gegevens, wetende dat zij bestemd zijn tot het namaken van bankbiljetten, meermalen gepleegd.
Strafoplegging
De rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
Lees hier de volledige uitspraak.