Afstand aanwezigheidsrecht?

Hoge Raad 26 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2462

De verdachte is bij arrest van 23 september 2015 door het Gerechtshof Amsterdam wegens “diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels”, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden. Voorts heeft het hof de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en de verdachte een schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
 

Middel

Het middel klaagt over het oordeel van het Hof dat de verdachte afstand heeft gedaan van zijn aanwezigheidsrecht.
 

Beoordeling Hoge Raad

Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 9 september 2015 houdt - voor zover voor de beoordeling van het middel van belang - het volgende in:

"De voorzitter doet mededeling van een afstandsverklaring d.d. 9 september 2015, inhoudende de mededeling van de verdachte dat hij in de onderhavige zaak niet ter terechtzitting wenst te verschijnen.

De raadsman verzoekt het hof de behandeling van de zaak aan te houden (...)

Na beraad in raadkamer deelt de voorzitter als beslissing van het hof mede dat het aanhoudingsverzoek van de raadsman wordt afgewezen.

(...)

Het hof stelt vast dat het aanwezigheidsrecht van de verdachte in de onderhavige zaak niet in het geding is, nu de verdachte zelf ondubbelzinnig afstand heeft gedaan van dit recht getuige de afstandsverklaring die in het procesdossier is gevoegd."

Het oordeel van het Hof dat de verdachte afstand heeft gedaan van zijn recht bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn, berust op de grond dat "de verdachte zelf ondubbelzinnig afstand heeft gedaan van dit recht getuige de afstandsverklaring die in het procesdossier is gevoegd." Zonder nadere motivering die ontbreekt is dit oordeel niet begrijpelijk, in aanmerking genomen dat zich bij de stukken van het geding een aan de afstandsverklaring gehechte kennisgeving bevindt van de Advocaat-Generaal bij het Hof aan de verdachte inhoudende dat de strafzaak van de verdachte op genoemde zitting "pro forma (d.w.z. niet inhoudelijk)" behandeld zal worden en de verdachte niet aanwezig behoeft te zijn. Het middel slaagt.

 

Lees hier de volledige uitspraak.

 

 

Print Friendly and PDF ^