Afwijzing herzieningsverzoek
/Hoge Raad 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:809
Verdachte is veroordeeld wegens feitelijk leiding geven aan het opzettelijk doen van onjuiste aangiften omzetbelasting (art. 68 jo. 69 AWR) en valsheid in geschrift (art. 225.1 Sr) door 2 vennootschappen en witwassen van ten onrechte door de Belastingdienst uitgekeerde geldbedragen (art. 420bis.1.b Sr).
Het Hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep omdat het te laat is ingesteld. Aangevoerd wordt dat tijdig hoger beroep is ingesteld, nu de aanvrager op dag dat het vonnis door de rechtbank is gewezen hij fax heeft gestuurd aan griffie van de rechtbank, welke fax slechts kan worden verstaan als bijzondere volmacht tot instellen van hoger beroep.
Beoordeling Hoge Raad
De aanvraag zal niet tot herziening kunnen leiden, reeds omdat het arrest van het Hof tot herziening waarvan de aanvraag strekt, niet is een uitspraak houdende een veroordeling in de zin van art. 457, eerste lid, Sv. De aanvraag kan daarom – gelet op art. 465, eerste lid, Sv – niet worden ontvangen. (Vgl. met betrekking tot de uitspraak inhoudende de niet-ontvankelijkverklaring in het hoger beroep onder meer HR 20 maart 2007, ECLI:NL: HR:2007:BA0995.)
De Hoge Raad verklaart de aanvraag tot herziening niet-ontvankelijk.
Lees hier de volledige uitspraak.